De warme koffie glijdt als fantastische lekkernij van een verboden vrucht door mijn keelgat. De geweldige geur van de bruinverbrande en vermalen koffiebonen geven mij een kik. Zeker als de wind om het huis giert en de regen als giga huilbui van boven probeert de tranen van de ramen te wassen. Een kik in het bedenken van mijn verleden. Een verleden die niet zonder slag noch stoot kon plaatsvinden. Van kind naar man. Man van nu en kind van toen. Een wereld van verschil? Neen, de kleine geneugten des levens worden ook nu nog hoogstelijk gewaardeerd.
Toen ik een kind was dacht ik als een kind, nu ik man ben geworden denk ik aan het kind in mij.
Ik weet het, het is een variant. Maar ach de varianten in het leven van mij zijn meer realiteit dan werkelijkheden die nooit hadden plaatsgevonden.
Zo zitten we. Achter een scherm om onze gedachten een beetje te ordenen.
Op de achtergrond staat een meneer te preken. Een koortje bracht een variant op de psalmen Davids. Met elektrische gitaar, veel swoeng en een hoog ritme. Bekoren doet en deed het me eerlijk gezegd niet helemaal.
De meer gedragen en door orgelklanken ondersteunende hijgpijpen spreekt me persoonlijk meer aan. En dan dat beseffend besef je, inderdaad, je wordt toch wel wat ouder. ’t Hoeft allemaal kennelijk niet meer zo nodig in de moderne variant. Terwijl er sec nis mis mee is om de psalmen eens op een andere wijze te ventileren in de tijd.
Zo schiet langs de levenslijn van herinneringen je gedachten wat terug in de tijd. Tijd voor kind zijn. Niet bewust van allerlei theologische onlogica…
Zoals vanmorgen nog weer. Een zich zelf dominee noemend heerschap die beweert dat God niet bestaat… Er is natuurlijk geen nieuws onder de zon, maar de “dominee”  noemende figuur heeft Nijenrode gestudeerd. En hij weet met een onwaarschijnlijk goed gevoel voor academische gevormde handelsstrategie zijn boek rond de tijd van Sint en Kerst te ventileren. Passend en strategisch juist moment om je boek te promoten. Kerstcadeau? Sintcadeau? Neen, dank u. Er zijn mijns inziens leerzamer boeken in de handel.
Toen dacht ik terug. Ineens zo langs de lijnbaan van het verleden. Een tijdlijn. Kreeg ik eigenlijk ooit één boek met Sinterklaas? Nooit met Kerst. Dat was not done.
Ach, Sinterklaas. Ik zal een jaar of 8 of 9 geweest zijn dat ik daar mijn herinneringen aan heb. Wie er waren? Hans, Kees, Pa, Ma, Beppe. Of die zusters van mij er bij waren? Ik weet het werkelijk niet. Niets staat wat dat betreft mij nog voor de geest. Toch deden we aan Sinterklaas. Want een keer herinner ik mij al te goed.
Beppe woonde bij ons. Beppe was zo’n beetje drie maanden bij ons en dan weer drie maanden bij ome Johannes in huis. Het kan ook best zijn dat het zes maanden was, maar dat weet ik niet meer.
Enfin, op één of andere manier werd er kennelijk wel aan die Roomse heilige de nodige – wat zeg ik broodnoodzakelijke- eer gegeven. De enige mens op aard die een beetje eer van ons zou moeten ontvangen. Voor de rest van de mensheid zou ik zeggen, geef maar een zwikkie respect. Eer is denk ik bijna of meestal teveel van het goede.
Of het die keer was dat Kees voor de knecht van die zwarte knecht speelde weet ik niet. Wel dat de pepernoten door de kamer werden gekieperd. Dat was in ieder geval het geval. En da’s mooi meegenomen. Dat was kennelijk zeer zeer indrukwekkend.
De pakjes stonden in de grote wasmand. Ergens bovenaan de trap op het eerste plateautje.
Nou dat was wat. Pa zat in zijn leesstoel, moe was kennelijk altijd doende met wat? Ik weet het niet. En beppe. Ja, ze was er in ieder geval.
Enfin volgens mij deelde pappa wel de pakjes uit. Kees hielp of Hans, zoiets. In ieder geval werden de pakjes bij mij ook aangereikt. En in het ene zaten zelfgebreide sokken, onderbroeken, een borstrok (kom daar eens mee aan bij de kinderen van nu!) en dat soort kulllerij. Maar ook iets zwaars. Mijn hart sloeg zes keer over. Nieuwsgierig en altijd haantje de voorste, ja ja, zo was ik VROEGER, kon ik natuurlijk niet langer wachten. Dat moest ontdaan worden van de cadeauverpakking. Redelijk woest rukte ik de verpakking er af.. Beppe zat te grijnzen zoals alleen beppe dat kon. Pa kon dat ook.. Een beetje stilletjes grijzen… Twinkeling in de ogen, mondhoeken ietsie pietsie opgetrokken…
Ik kreeg? Een fles. Met levertraan. De tranen welden op. Kwaadheid was een, als poep opkomende behoefte, uiting van grote teleurstelling. En die twee Hoeksma’s maar grijzen. Vertwijfeling was mijn deel.
Sinterklaas? Voor mij had die afgedaan. Nooit leuk. Ik heb mij voorgenomen nooit met die schijnheilig man te schermen bij mijn kinderen. Die vent bestond immers niet? Kees speelde voor Zwarte Piet. En ik was “Piet -verdriet.” ’t Mocht wat, smerige levertraan…..