“Mooi weertje Wapse.” ‘Ja,  weertje. Goed om weer even te fietsen. Die verschrikkelijke auto’s, man, snap jij dat de mensen zich allemaal opkrullen in dat blik? Ze gaan tegenwoordig geconserveerd ritjes maken terwijl de Jagersman in zijn vuistje stikt van het lachen. De benzine is bijna € 2,== de liter en daarvan komt een best stukkie centen bij vadertje staat binnen. Ik snap het niet hoor, geef mij maar de fiets!” Ja, Wapse en Harms waren het daar helemaal over eens. In de verte werd het gebrom van een oude jeep waargenomen. ‘ t Zal toch niet waar zijn? Krijn is weer eens op oorlogspad man! Zoek onmiddellijk dekking. Hij houdt niet zo van nieuwe fratsen, en zweert bij die ouwe jeep.’ Ja, dat zag Wapse nu ook. Die Krijn. Als een uitgelaten tiener reed hij rond, groene baret op en het liefst met wat ouwe veteranen. ‘Weet je Harms, we leggen even aan bij Japie. Komt Krijn ook vast, want altijd als ie maar de kans krijgt om een lekker glas gerstenat te nuttigen, zal ie het niet laten.’. ‘Nou Wapseman, dat zeg je nou, maar een tijdje terug kon ie een heel bijzonder gerstenatje verdienen met het oplossen van een puzzle. Het lukte hem bijna, dat moet ik toegeven, maar hij heeft letterlijk even naast het potje…nou je weet wel. Toen had hij mij een raadseltje opgedist, denk mooi,  krijg ik een lekkere beerenburger, maar werd met een paar knikkers achter de computer gestuurd. Want ja, ik had het antwoord redelijk snel op mijn firmament. Trots als een pauw was ik, denk: die is binnen. Nou man, het werden voororlogse knikkers. Leuk, want als ik eerlijk ben, knikkeren kon ik eigenlijk nooit goed. Ik was er een die altijd alles weggaf.” Maar let eens even op, als ik het zo bekijk lijkt het wel of hij gevolgd wordt. Zie je die Opel daar? Die kerels met hun duffelse hoedjes op hebben verrekijkers en ze leuteren ook steeds in een soort walkie talkie.’  Ja, dat zagen de beide vrienden maar al te goed. Het leek wel of Krijn niks in de gaten had. ‘ ‘Weet je, we gaan hier rechts en sjezen dan door naar de Goddeloze Singel even linksaf en dan komen we bij de Frijsted, rechtdoor, dan links naar de Lytse Loane de Ds. Germswei op en dan bij de Nijewei zijn we zo bij schele japie.’  Het duurde dan ook niet lang of beide vrienden deden hun fietsen op slot en schoven aan een tafeltje op het terras van de Gulle Gaper.

En nu maar wachten of Krijn met zijn groene jeep ook zou komen.

Inmiddels had schele Japie al weer gezorgd voor een lekkere verrassing. Een heerlijk sorbet, voorzien van kleine parasolletjes, en twee fonkelende glazen wijn waren voor de beide vrienden . Harms en Wapse zouden bijna vergeten dat ook Krijn nog wel eens zou kunnen aanwippen. Het duurde dan ook niet lang of beide vrienden waren driftig aan het redeneren over de dominee, die je niet moet geloven. Genoten hadden ze van het artikel in het Nederlands Dagblad.

Terwijl ze zo zaten te redeneren en te delibereren over de voors en tegens om te geloven in de dominee kwam Krijn met zijn groene jeep aangereden. Luidt toeterend met dubbele claxon kwam Krijn het grind de wereld bijna inblazen. Het scheelde niet veel of de ijssorbets werden voorzien van een laag klein grut. Schele Japie keek zijn ogen uit. ‘De landmacht, te wwa w w apen!” Japie ging er bijna van stotteren.

Maar dat is omzet, dacht Japie, dus meteen stoof hij op Krijn af. ‘Wat krijgen we nou?, je gaat dat hoop ik wel aanharreke???’ Daar keek Krijn toch een beetje beteuterd. ‘Nou, Japie, doet me d’r eerst maar eens eentje in, want ik moet nog rije. Dus geen dubbele, maar een enkele pint gerstenat, dat stel ik op prijs en die hark…kijkend naar de beide verwonderde vrienden, ach, geef maar ee’m dan zal ik dat wel even in orde maken. Een man van het Groene hart heeft per slot het hart wel op de juiste plek zitten, anders moet ik nog gaan biechten bij de dominee en van biechten ben ik niet zo erg gediend. Is mij even iets teveel van het goede!”.

Japie zorgde voor een beste pint, de beide vrienden zwegen en keken naar de hard werkende Krijn en namen beiden gelijktijdig een slok wijn. Prrrt, daar scheurde net een oud opeltje het aangeharkte grind op en ja hoor, twee heren voorzien van gleufhoeden stierden het terras op. Krijn keek wel heel verstoord en gromde of die grapdozen soms ook aan het werk wilden. Hij kieperde de hark demonstratief op de grond en zei:’ stelletje uilskuikens, op zijn Hollands gezegd, mie….r  op en hark dit opnieuw aan, zijn jullie helemaal knots van de repesteeltjes?’

Die Krijn. Hij was in de wiek geschoten. Mopperend nam hij plaats. ‘Stelletje uilskuikens van de kouwe grond.’  De borst vooruit en demonstratief de hark de hark latend nam hij plaats bij de beide vrienden. Die keken kwasie ernstig naar het tafereel. ‘Pas op Krijn, die jongens zijn van de BVD!’ Harms kon het niet laten. Een van de heerschappen was ook door de woorden van Krijn wel in de wiek geschoten en wilde Krijn bij de kraag vatten. Maar hij zag de hark niet. En de hark zag de man wel. En knal voor zijn ‘bol’hoed was zijn deel. Een niet nader genoemd woord ontsproot aan het heerschap.

‘Proost’, zei Wapse. ‘Ook zo’, zei Harms. ‘Bier’, zei Krijn.

Na enig gestommel gingen ook de twee heren aan de tapkast in het café zitten. Driftig telefonerend, twitterend of sms’end dronken ze afwezig hun koffie.  Het leken wel de Jansen en Janssens uit Kuifje.

‘Ik wil het nu toch weten’, zei Jansen. ‘Dat zou ik ook wel willen weten nu je het er over hebt.’ zei Jansens. ‘Zou die Krijn nu toch op zoek zijn naar een nieuwe dominee of niet?’ Ik weet dat ie gemaild heeft met ds. Blijmare. ‘Kan wel zijn, maar het kan niet zo zijn dat ie die dominee moet geloven,’ zei Janssens nu. ‘Krijn gelooft  in dominees en die Wapse en die Harms die geloven het wel, maar geen dominees. Die lezen het ND en zijn helemaal weg van die andere dominee.’

‘Nou, al het water in de Rijn en geen water bij de wijn. We vragen het aan Krijn.’  Dat hoorden de vrienden Harms en Wapse ook. ‘Wij doen geen water bij de wijn als het om dominees gaat, als ge dat maar weet!’  zei Harms. ‘Maar ja, zei Wapse, dat geloven jullie toch ook niet.’  Krijn krabde zich eens achter de oren. Dat had hij nu net niet willen horen. Hij geloofde de dominee. Maar je weet maar nooit. ‘Zijn jullie van de BVD?”. De heren schaterden het nu uit. ‘Ja, wij zijn van de BVD hoor, binnenlandse zoekkers voor een nieuwe  dominee’.  ‘Wij hoorden dat Krijn een bijzonder moderne dominee kende, dus wij gingen zijn gangen na’.  De twee mannen schudden nu van het lachen. ‘Nou, een bijzondere dominee is hier niet hoor, zei Japie. Maar wel een bakkie troost! Want dominees schrijven zelfs nu in de krant dat je ze toch niet geloven moet!”

Met die troostvolle gedachten slurpen nu vier mannen  een geweldig bakkie troost van schele Japie en het was nog lang gezellig. Er was dan ook geen dominee te bekennen.