Oud worden.

Japie keek over zijn tapkast naar buiten. Wat een beestenweer, dacht hij. Je zult er doorheen moeten. He? Wie is dat daar? ’t Lijkt warempel Harms wel. ’t Is die oud-archiefvorser die inderdaad diep voorovergebogen over zijn stuur tegen de wind in op weg naar zijn toko was. Dat kon niet missen. Japie schoof meteen in de startblokken. Een bak verse koffie ging er bij Harms wel in. Harms boog nog eens diep tegen de wind in. Gekromd over zijn stuur trapte hij de rest van de wind langs zich heen.
Niet veel later kwam Harms binnen.
“Morrege man”, zei Harms. Hij was het inderdaad. “Beestenweertje, kerel. Heb je nog wat bruinenbonensap?”
“Ha Harms, komt er aan man. Ik zag je fietsen. Dus de koffie pruttelt al, bijna klaar!”
Samen dronken de beide mannen een vers geurend bakje bruinebonenaftreksel.
“Je kijkt bezorgd, Harms”. Deze knikte slechts. In zijn ene oog zag Schele Japie dat Harms al brandde om zijn verhaal te doen. Dat was dan ook een van de redenen waarom hij nog steeds kroegbaas was. Geweldig wat al die mensen soms zo in een café, en dus ook in zijn café de Gulle Gaper, te vertellen hadden.
Hij was geduldig.

“’t Ja, Japie, het leven is wel een van steeds ietsie ouder. En dat zit me waarachtig knap dwars. Je zult tegenwoordig maar de 40 zijn gepasseerd. Dan wordt je voor oud versleten. Bij 50 verwachten de mensen dat je al werkloos bent. Bij 60 kun je beter helemaal je gezicht niet vertonen. En ben je gepensioneerd, nou dan weten de heren in Den Haag dat je er kennelijk warmpjes bijzit. Weet je? Als je oud en krakkemikkig bent dan kan je familie voor je opdraaien. Pech gehad als je kinderloos bent en geen partner hebt. Dan kun je bijkans doodvriezen als het weer eens een beetje tegenzit. En vergeet het maar rustig, je kunt niet meer in een oudeliedentehuis worden opgenomen. Ze gaan sluiten die hap. Hebben ze geen ouderen meer. Deden ze bij de jeugddeliquenten ook al. Sluiten maar. Personeel met een beste uitkering op de keien. Niet voor lang, dat wordt ook al uitgemolken. Kunnen ze in de bijstand. Die voorziening is er nog. Let op Japie, ik zeg “nog”, want ik vertrouw die jongens niet. Statistisch gaan ze gewoon uitmaken dat er geen stouterikken en teveel ouderen zijn. En zo werkt het tegenwoordig.
Moet je luisteren, man, vandaag was het helemaal raak. Zit ik de krant te lezen. Kan nog net, want de heffingen spelen bij mij ook door. Maar goed. De vrouw wenste dat ik ze toch nog maar even zou aanhouden.
Komt me daar een verhaal dat het volk tegenwoordig, ja ja let op “tegenwoordig” zo negatief oordeelt over het rijksbeleid.
Man, laat die kerels eens gewoon gaan fietsen. Weten ze tenminste dat de overheid wat sneller moet gaan optreden tegen de vervuiling van de bermen. ~Ik zal niet mopperen,. Neen, Japie, ik zie je denken, maar ik bekijk het leven echt nog wel door een roze bril. Maar ;’t wordt me echt onmogelijk gemaakt met die hannessen daar in Den Haag.
Krijgen we ook nog een nieuwe koning. Nou, die oude dame, ik neem daar echt mijn hoed voor af, die deed het zo slecht nog niet.
Maar wordt het beter? Welneen, man, ik schrik me helemaal het apenzuur. De plannen die ze hebben. Kieperen er duizenden ambtenaren uit. Man ik heb mij in het verleden het schompes gewerkt om de publieke zaak te dienen. Krijg het bijna niet meer over mijn stembanden gehesen dat het dienen van de publieke zaak tegenwoordig een deugdzame zaak is. De heren en dames daar in Den Haag denken, echt waar hoor, ze denken, dat ze met de aanpak van het gebeuren volgens de klinische methodes de problemen te lijf kunnen. Maar de respons van ons dankbare volkje doet ze te pletter schrikken. En de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (dat is toch eigenlijk wat het volk wil???) nou die zegt, tja, je moet de negatieve spiraal zien te doorbreken. Mopperen biedt kansen.
Kijk, dat is nog eens een adequate aanpak van de problematiek. We draaien de zaken gewoon om?
Arm? Welneen. U krijgt de kans om in de toekomst echt veel meer te gaan verdienen! Dus u hebt nu al een gouden toekomst. Gouden greep van het gedistingeerde volkje op de blauwe bankjes en in vakje K van de regering. Geef mij, oh Japie, die ouwe tijd maar weer terug. Echte oppositie. Ik ben het met zaliger Koekoek eens, ik heb het echt waar man, “altied al e zegd.” vroeger. Vroeger ja, toen was alles beter.”

Japie keek eens naar Harms. Japie knikte eens. “Zeg Harms, vroeger was het ook niet zo best hoor. Denk maar eens aan de tijd van Wiegel en die “gereforkeerde “socialist, die Uil. Weet je, zelfs Wiegel zei toen dat Sinterklaas bestond. Dus erg veel wijsheid kon je ze toen niet en nu ook nog niet in Den Haag toedichten. “

Bron: ND 26 februari 2013Overheid moet vaker ‘nee’ verkopen
DEN HAAG – Oppervlakkig onbehagen is op het moderne ‘opinieplein’ uitgegroeid van een onderstroom tot een bovenstroom. Volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling moet de overheid beter doorvragen en vaker ‘nee’ verkopen.

Onbehagen (gevoelens van onvrede en onmacht) heeft in Nederland een structureel karakter gekregen. Van een onderstroom is het maatschappelijk onbehagen in de afgelopen tien jaar uitgegroeid tot een bovenstroom. Dat heeft gevolgen voor de verhouding tussen overheid en burger en de media die daartussenin hun werk doen.
Op verzoek van het kabinet heeft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) onderzocht hoe het staat met het onbehagen in de samenleving en wat de overheid eraan kan doen om dat onbehagen enigszins weg te nemen. In het gisteren gepubliceerde rapport ‘Het onbehagen voorbij. Een wenkend perspectief op onvrede en onmacht’ wil de RMO de overheid, maar ook burgers en media, inzicht verschaffen in een ingewikkeld probleem.
De RMO definieert het breed levende gevoel van onbehagen als een ‘negatieve publieke stemming in combinatie met onmacht’. Die stemming leeft breed mede omdat er een ‘gemeenschappelijke taal’ is ontstaan van politici/bestuurders, burgers en media. In 2003 kwam de RMO met het spraakmakende rapport ‘Medialogica’ waarin de interactie tussen deze actoren werd beschreven. Sindsdien is er nog meer sprake van ‘nieuwsmanagement’, waarbij het aantal voorlichters en communicatiemedewerkers bij de overheid sterk is toegenomen. Gevolg daarvan is weer dat het wantrouwen bij de media ten opzichte van de overheid is gegroeid. Conflicten worden uitvergroot en sterker neergezet, ook is het cynisme in de media over politici toegenomen.
De toch al complexe relatie tussen politiek, burger en media heeft sinds 2003 een nieuwe ‘speler’ erbij gekregen. Dat is de markt van opiniepeilers. Door de telkens uitgevoerde peilingen en de mogelijkheden als individu je mening kenbaar te maken, via sociale media en internet, is er een ‘opinieplein’ ontstaan. Op dat plein wordt het onbehagen aangejaagd en herhaald (‘circulatie van onbehagen’). Waar vroeger kerken, politieke partijen en vakbonden een filterende en dempende werking hadden bij het naar buiten brengen van gevoelens van onbehagen onder de bevolking, is dat bij het ‘opinieplein’ heel anders. De conclusie van het RMO-onderzoek liegt er niet om. ‘Het opinieplein houdt ons gevangen in oppervlakkige kennis van het onbehagen.’ Sterker nog, we zwelgen erin.
wending
Hoe uit die neerwaartse spiraal te komen? Voor een ‘constructieve wending’ doet de RMO twee aanbevelingen. De eerste is te beseffen dat ‘de’ mening van ‘het’ volk, ondanks de pretentie van veel beroepspeilers, niet bestaat. Er is sprake van diversiteit onder Nederlanders, er zijn tegenstrijdige belangen en het ene onbehagen kan juist voortkomen uit het andere. Kortom, doorvragen is van belang en draai het perspectief. Ook onvrede heeft te maken met idealen. Probeer de onvrede op een positief spoor te krijgen waardoor mensen weer het gevoel van beheersing en controle krijgen.
De tweede aanbeveling die de RMO doet is het organiseren van ‘tegenkracht’ om de tekortkomingen van het ‘opinieplein’ tegen te gaan. Dat kan door aan te geven dat een opiniepeiling niet het resultaat is van een diepgaand debat, maar het begin ervan. Ook is het zinvol om feitelijke informatie te verschaffen om de diepgang van het debat te bevorderen. Verder acht de RMO het nuttig de aandacht te verleggen van het verleden naar de toekomst. Bovendien moeten politici en bestuurders het lef hebben vaker dan nu de burgers te vragen wat ze eigenlijk van de overheid verwachten. De overheid zal vaker ‘nee’ moeten verkopen. Dat schept duidelijkheid en voorkomt frustratie.