“k Had bijna een haas…”

Ja, dat waren de woorden die vroeger door ons huis nog wel eens klonken. Als ik hem maar op zijn staart had getrapt. Maar meestal trappelden wij niet van ongeduld als zoiets weer eens werd gezegd. Och, dan werden fantasie en werkelijkheid werkelijk fantastisch door elkaar gehutseld.

En alleen van echte hutspot kun je genieten. Maar vanavond zat ik toch effe flink met de bibbers achter het stuurwiel. “k Had bijna een groot edelhert…” Maar gelukkig heb ik die niet op zijn staart gereden. Met de auto onderweg vanuit Ede naar huis. “Donker buiten, na lekker eten.”  Ook zo’n gezegde uit mijn kinderjaren. “Donker buiten, lekker eten…” En ja, vanavond was het buiten donker. En er stond lekker eten. Langs de kant van de weg. Ik zag hem, ik remde en “sjakie draaide zijn nek om…” net voordat hij ons de nek zou hebben omgedraaid. En echt, op de Veluwe jakkeren met snelheden boven de 80 is zeker in het donker, niet mijn ding. Levensgevaarlijk. Voor mens en dier.

Mij bewust van het vergankelijk leven van dier en mens, was mijn wens wel om heelhuids thuis te komen. Gode zij dank. Dat dan weer wel. Het is gelukt. Maar bijna niet…

Ik had hem bijna.

Maar gelukkig: net niet. En al helemaal niet helemaal.

Dus rustig, maar met bonzend hart niet te hard naar huis gekart.

Al blijken er idioten te zijn die menen dat in het donker ver boven de 80 richting de 100 km per uur geen kwaad kan. Ik snap wel dat de sirenes klinken.

Maar het klinkt heel anders als je zegt (vooropgesteld dat je het kan navertellen): ik had hem bijna gemist, dokter…