In het cafétje de Gulle Gaper zat Harms in alle rust aan de tapkast.

Alleen Japie, de caféhouder was aanwezig. Knerpend ging de deur open. Maar Harms was geheel in gepeins verzonken. Neen, toen Krijn binnenkwam, zag hij het al. Die Harms was een beetje van de wereld. Die zat daar maar een beetje in zijn glas te koekeloeren, wat voorovergebogen en verder helemaal niks. Harms was niet eens aan de conversatie met Japie. Alleen maar “doe maar eens vol, Japie”, waren zijn woorden geweest. Meer niet.

Japie had het wel gezien. Harms was niet best te spreken. Harms zat gewoon ergens mee, maar Japie kende zijn pappenheimers en dacht, eerst maar eens wat leuterwater, dan komt ie van zelf wel aan de praat.

Japie, die was zo gek nog niet.

Beng.

Met een harde dreun werd Harms in de werkelijkheid teruggebracht. Geheel in diep gepeins verzonken tuurde hij al een hele tijd naar de bodem van zijn glas. “Half vol, of half leeg” mompelde hij zachtjes voor zich uit.

Maar de dreun op zijn schouder bracht hem terug in de rauwe werkelijkheid. Nou, nu is het glas helemaal leeg…potjandrie, wie flikte hem dat nu?

“Japie, vul het eens bij man, Harms is helemaal een beetje van de kaart” , zo bedacht Krijn dat. En Japie liet zich de klandizie niet uit zijn portemonnee wegglippen, dus schoot hij als een pijl naar zijn voorraadje kruidenbittertjes.

“Gut, Krijn, man, je doet me schrikken. En verdikkie Krijn, da’s pijnlijk. Mijn schouder…”

“Ja Harms, jongen sorry, het was minder hard bedoeld, maar je zit te kniezen als een ouwe archivaris. Ik zie het wel. Lukt het niet met de stukken?”

Stil schoof Japie twee dubbele bittertjes naar de heren. Een beetje afwachtend nam hij in het hoekje van de tapkast plaats. Laat ze maar een beetje bromberen, die twee, dacht hij. Dat gaat goed.

Harms keek eens met zijn groenbruine ogen naar Krijn. Ach wel een fidele vent die Krijn dacht hij. Krijg ik me daar een beetje troostwater. “Eh, wat vroeg je Krijn?”

Krijn keek hem eens onder zijn donkere pet aan. Zijn priemende open oogjes waren nog goed bij de tijd. Soms kon Krijn niet zo best horen, maar aan zijn ogen mankeerde het niet. Hij hoorde de afwezigheid van Harms tot achter de pet toe. “Harms, man, zie je het wel zitten met die stukken, vroeg ik je. “ Harms keek of hij het vuurwater nu al zag branden. “Stukken, Krijn? Man als mij dierbare voorganger (dominee)niet eens weet wat een eg is dan moet ik goochelen wat voor vlegel ik nu in de kuip heb!

“Wat zeg je me nou? Bedoel je onze predikheer van een paar weekjes terug? Zit je daar nu over in? Jongen, jij komt toch van de Veluwse grond? Dat wist jij toch wel? Maar je kunt die beste man toch geen vlegel noemen?

Wat heb je daar nu weer? Harms had uit de binnenzak van zijn colbertje een beduimeld fotootje tevoorschijn gehaald. Krijn werd één en al belangstellend. Ook Japie kwam nu in actie. “Nog eentje van de zaak mannen?”

Nou de heren knikten. Ze wisten inmiddels dat vuurwater kon leiden tot flink geleuter. Weet jij niet wat dat is, Krijn? Kijk nou maar eens goed. Ik zeg je, een vlegel, jongen als die predikman van ons dat nou ook niet meer weet, dan moet ie maar eens op excursie.

Krijn keek nog eens naar de foto. “Ha, ja Harms, da’s een goeie. Ik zal hem graag eens wegwijs maken in de knollentuin van het Groene Hart. Jij laat hem natuurlijk schoffelen zonder schoffel door je stoffige ouwe stukken. Net of je daar wijzer van zou worden, maar als ik de bats eens uit de schuur trek, of de eg…” “Zeg Krijn, jij bent gewoon een echte vlegel. Dat bedoel ik nu.

Eén, ik heb geen ouwe stoffige zaakjes. En twee, de zaakjes waar ik me mee bezig houd, nou, daar zouden ze in de moderne tijd van rechtspraak nog een puntje aan kunnen zuigen. Drie, ik zeg het maar patsboem: iemand die niet in het knollenland van het Groene Hart is opgegroeid of uit de zwarte zandgronden van de Veluwe heeft leren harken en spitten kan niet meteen als een vlegel worden weggezet.

Kom Japie, dat leuterwater van je moeten we even naar de achtergrond verbannen. Ik word er gewoon teuterig van. Zullen we maar eens overgaan op die bruinenbonensap?”

Twee heerlijk dampende koppen koffie verkeerd werden al spoedig aangereikt. De damp sloeg er af. De mannen verzonken opnieuw in gepeins. Genieten. Bij de Gulle Gaper kon je zo nog eens binnenvallen. Dat wisten de mannen van het Groene Hart maar al te best. Nergens zo fijn als op de rauwe Friese grond.

“Zeg Harms, wat is dat nu “vlegel”, wat bedoel je daarmee? vroeg Japie. “ Hum, Japie, onze voorman wist niet wat een eg was. Krijn denkt dat het een vlegel is, maar dat vind ik niet hoor. Kijk, man, eens naar die foto. Eens, toen ik nog een hele stoere vent was, ging ik voor het eerst met een neefje kamperen. Groen als gras als wij waren kwamen we bij een of andere goede kennis van een oom van me. Man, wat was het daar leuk. Tentje, eigen bootje en zo. Storm meegemaakt en…” “Ja, maar wat is nu ?”

“He, Krijn, rustig aan man. Ik begin nu net eens lekker te vertellen. Heerlijk kamperen vroeger. In een tentje. Geen hotel. Geen geld voor en lang niet zo leuk als bij bijvoorbeeld bij dit mannetje met zijn vrouw. Ze waren hartstikke blij met die twee belhamels op de brommers. Zij hadden geen kinderen, en wij kwamen daar best wel wat vertier brengen. Mooi man. Vissen, palingstropen ’s nachts en kijk, deze man was dan onze “campingeigenaar”. Gewoon achter zo’n klein Fries huisje. In de Valom.12-9-2008_049 zover hier vandaan hoor. Op deze foto is hij aan het dorsen. En jij mag het raden, Japie, maar niet zeggen, waarmee hij dat doet. Ik wed dat jij dat wel weet.12-9-2008_075“Oh, joh, is dat soms Pieter van der Meulen? Japie stond met zijn grote leesbril heel aandachtig te kijken naar de foto. “Ken jij die, dan, Japie? Nu was het de beurt van Harms om grote ogen op te zetten. “Ja, Pieter en Wietske, ik heb ze wel gekend. Bij de spoorbrug. Man, ja’s een tijd terug….”

Hieronder, Wietske bij de spoorbrug12-9-2008_046

Harms werd er stil van. Ja, man, da’s al bijna een halve eeuw terug. We worden oud.

“Zeg Harms”, zo meende Krijn maar weer eens van wal te moeten steken, “wat is dan toch met die vlegel?”

Harms keek eens naar Japie. Japie moest ineens flink grinniken. ‘Kijk, Krijn, hier is je vlegel. En als jij het niet snapt, Krijn, dan wordt het echt tijd eens goed te gaan goochelen. Ga je dat maar samen doen. Als ik het goed begrepen heb, weet jouw voorganger wel hoe die dat moet aanpakken. En Harms, dan kun je gaan schrijven over de vlegels van een klein dorpje aan de Leidse Rijn…..

Hier, neem nog eens een echt bittertje van het huis mannen. Japie moest grijnzen van oor tot oor. Die Harms, die had die Krijn maar mooi tuk. Maar of Krijn nu begreep dat hij de vlegel was of wat de vlegel was?

20-03-15