De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Maand: oktober 2025

Stil verdriet in den lande

Kijk mij daar toch eens aan. Schele Japie zet meteen grote ogen op. Een wonderlijk bebaard type op een fiets komt aangekart of de duvel hem op zijn hielen zit. Schele Japie staat naast zijn vaste stamgast Wapse, helemaal verbouwereerd. “Man wat een eer!” zo zijn de eerste woorden naar zijn nieuwe gast van deze morgen. Zowel Wapse als Japie komen bijna niet uit hun woorden. De nieuwe bezoeker had het wel door. Och, hem ontging niet zoveel. “Môgge, mannen. Als jij in huis hebt wat je altijd hebt, dan ben ik graag van de partij.” Harms, die was het, kieperde als een volleerd kopie van Baantjer zijn groene hoedje op de kapstok. Niet veel later zaten de drie mannen als vanouds aan een lekker bakje bruinenbonensap. ” Tjoh Japie,dat heb je niet verleerd. Heerlijk”. Deze woorden klonken Japie als muziek in de oren. Beide vrienden, Harms zag het, branden van nieuwsgierigheid. “Kerel wat ben jij lang weggeweest”, begon Wapse. “Man, ik heb je gemist”, zei Japie. Harms knikte. Best. Toch fijn als er op deze aardkloot mensen rondbanjeren die je “missen”. En in dit geval, dat mocht wel duidelijk zijn, niet als kiespijn.

“Vrienden, zo begon Harms, vrienden, in deze woelige tijden miste ik jullie vriendschap. De wereld en ook ons land brult van grootbekken, iets anders kan ik het niet noemen. Ik word zelf van onze eigen politici “bijna doodziek”. Wat een negativisme.Wat vreten ze elkaar bijna letterlijk op en het liefst naar de strot. Dat het “volk” anderen het “licht in de ogen niet gunt”, ach, dat was natuurlijk wel bekend. Maar de dames en heren, nou ja, vooruit dan, ze kunnen elkaar met woorden vreselijk kleineren, wegzetten, verachten en verachtelijke benaderen etc. Zij die het oprecht menen en soms vraag je je af of die er naast enkelen, waarvan ik wel overtuigd ben dat ze fatsoenlijk zijn en het echt menen (landsbelang) lijken in de minderheid. Sommige van die kleinste partijtjes hebben blijkbaar de grootste bek. Dierenactivelingen en klimaatverkrachters of verachters laten de boer en schapenburger gewoon barsten. Brullen, schreeuwen elkaar, voor rotte vis uitmaken, het lijkt hun handelsmerk. Maar oh wee als je iets zinvols te berde brengt. Voorbeeld? Ik noem één dier en die zwik slaat meteen op hol. Wolf.

In het weiland stond ze. Tranen biggelden als een rivier over haar snuitje. Het jonge dochtertje van boer Pietersen was diep verdrietig. Tien mooie schaapjes, gisteren nog voorzien van lekkere brokken, ach ze hoorde en zag ze. Nu? Aangevreten in het land. Mannen, ik stond erbij toen ik langs fietste. Een diep, diep, diep triest gezicht. “Waar, zo vroeg ze, waar zijn die wijsneuzen uit Den Haag”? Rechters, is dit onrecht rechtvaardig?

Ik stond erbij. Ik keek erna. Feitelijk kun je beter één wild beest afknallen dan een complete kudde te laten creperen van ellende. Maar beste vrienden, dat mag je niet meer zeggen. En zo kan ik nog wel “iets” noemen waar geen mededogen mee is… Maar een wolf? Meehuilen met de wolven in het bos en schade aanrichten, dat doen ze ook in de politieke arena.

’t Zal je kind maar zijn, die de schaapjes moest voeren. ’t Zal je kind maar zijn, die innerlijk ook verscheurd is door het wilde beestengeweld. ’t Zal je volk maar zijn die hoopvol uitkeek naar rechtvaardigheid.

De wolven zitten niet op de Veluwe alleen.

Ze lopen als wilde hyena’s in de politieke stallen rond.

Geef mij gerechtigheid, rechter. Knal (bij wijze van spreken hoor) deze wilde beesten af. Geef wildbeheer de opdracht tot nette regulering. En oh volk, geef ons een heel “nette en betrouwbare” regering.”

“Nou Harms, dat is wel een beste preek. Je hebt gelijk. Maar wij, als gelijkgezinden, moeten het maar doen met een bakkie troost van onze Japie.”

’t Werd stil. De gedachten zonken. Verzonken in hun stil verdriet beaamden de mannen: hooguit een wolfje hier en een wolfje daar, maar houdt tenminste elkaar heel en wel vast.

Nunspeet, 27/10/25

De herder en de wolf


“Ach wat is dat nu toch? De kastelein van het kleine cafétje De Gulle Gaper aan de Goddeloze Singel in de Friese Wouden keek verbaasd naar zijn vaste stamgast Wapse. “Wat heb jij? Spoken gezien?”
Even was de wijsneuzige oude stamgast Wapse verbaasd. “Japie, wat heb jij? Ja, dat vraag ik jou toch?”
“Man, Japie, ik heb geloof het of niet, ik heb Harms gezien!”
Als Japie zijn ogen de kost had kunnen geven dan had hij vast de opwindende staat van Wapse al ontdekt. Maar zoals gewoonlijk, aan Japie kon je nooit merken of hij iets “door” had. “Nou, Wapse, vriend als dat zo is, dan zal ik de pruttelbak maar snel klaar maken. Harms, die ouwe snuffelaar, lust vast en zeker een bakkie. Als jij hem gezien hebt slaat hij vast een bezoek aan ons knusse cafétje niet over.”
De damp van de versgemalen koffie trok door de behaaglijke ruimte van dit oeroude cafeetje. En inderdaad, niet veel later zwierde de deur van de kleine gelagkamer al open. In vol ornaat met hoed en hoorapparaten in beide uitspansels van zijn verweerde kopwerk, zwierde Harms naar binnen.
“Daar doe je nu echt goed aan Harms. Zomaar weg van de woeste Veluwse gronden. Zomaar weer in het heitelàn, ach mijn beste, wat fijn dat je er bent“. “Ja man, vulde Wapse aan, machtig mooi man.”
Even trad het suizen van een zachte stilte door de gelagkamer. Daar zaten de oude vrienden genoeglijk te lurken aan de voortreffelijke bruinebonensap van Schele Japie.


“Hoe vaar jij? “ De nieuwsgierige Wapse wilde maar het liefst meteen ter zake komen.


Harms zuchtte. “Ach ’t is een heel verhaal. Maar jullie weten de Veluwe, de verwoestende wolf onder de schapen. Je zult daar maar een gemeente hebben mannen, de meute schapen, zo heet dat toch, of beter de kudde, ’t lijkt wel of ze wekelijks worden uitgedund. Wolven, hoe noem je dat roedels? hebben vrienden van bepaald politiek kaliber, die hebben het voor het zeggen. Tenminste, dat lijkt mij zo. Wolven en schapen en zeker schapen zonder herder, mannen da’s een hele, hele slechte kombinatie. Als je goed oplet zie je steeds minder schapen. En overal groeit het onkruid ook nog eens op, door….? “ De beide vrienden van Wapse keken of ze het in Keulen…”Ja mannen, door gebrek aan een herder. Vanmorgen nog weer gezien, overal schiet het onkruid op. En ik vind: ’t Is net de kerk. Als je goed kijkt, zie je steeds minder schapen. Een wolf zonder herder is als een gemeente zonder voorganger. ’t Moet niet te lang duren.”


“Man, wat bazel je toch? Wapse keek naar Harms. Wat heb jij toch Harms? “


Harms zweeg. Als man van weinig woorden knikte hij maar eens naar Schele Japie. “Doe maar een bakkie troost, Japie. Want wij zijn al heel lang herder loos. En je kunt roepen wat je wil, maar als die lang wegblijft (die herder dus) dan zie je dat de kudde afkalft. ’t Is triest mannen, maar zo gaat dat op de woeste Veluwse gronden.” Jij bedoelt, de bijbelbelt? “ Wapse wist niet hoe hij kijken moest. “Ach Harms, man, ik begrijp het wel.” “ Dank je, Japie. Fijn dat er begrip is.” Ja Harms, herderloos door de wereld, het leidt ongetwijfeld tot een prooi voor wolven. Ik heb het gelezen. ’t Gaat ook mij aan het hart hoor Harms, vaak moest ik aan je denken.” “Ah, zo zit dat dus Harms. Jullie zijn herderloos. Maar denk erom Harms, dat is nog niet “hopenloos”. Even keek Harms op. Beste vrienden toch, daar in het noorden. Maar ja, hij was wel mooi herderloos. Zijn gemeente is dat ook. Het kon nog wel eens duren. Tenzij die herder natuurlijk geroepen mocht zijn. Even verzonk Harms in diep gepeins. Nee, Hans en Grietje, daar geloofde Harms niet in. Maar de boze wolf? Zonder herder? Je zou er toch wel angstig van worden.


“Weet je mannen, één troost kan ik geven.”
Wapse en Harms keken nu verwachtingsvol naar Schele Japie.
“Kijk, Harms, echte herders laten de schapen niet in de steek. Er is dus hoop en nu: een bakkie troost!”

“Je hebt misschien wel gelijk, Wapse, Harms leek mij behoorlijk ontdaan. Wij in Friesland willen er een hek omzetten. Maar ja, een omheining zonder herder? “


Niet veel later zat Harms op zijn fiets. Weg moest ie. Wat een fijne vrienden, dacht hij, en of het door de wind kwam, nee dat wist Harms niet, maar een traan werd weggepinkt.


De beide mannen zwegen. Harms was alweer met de noorderzon vertrokken. De koffiepot pruttelde. Schele Japie schonk nog maar eens in. “Op Harms, Wapse! “Proost eh troost Japie”.
Een glimlach over beide verweerde Friese koppen kon een waarnemer waar nemen.

Nunspeet, 25/10/2025

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén