De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Categorie: het vrije woord Pagina 4 van 45

fantasie en min of meer zinnige of onzinnige zaken

Red light district!?

                                      Nunspeet, 30 december 2020.

Wie fietst loopt de kans iemand te ontmoeten. Wie wandelt, trouwens ook. En je kunt het ook nog eens combineren. Soms ga je van de fiets af om even een “plaatje” te schieten. En ik weet heus wel dat ik niet het perfecte plaatje produceer. Maar soms zijn die luchten zo mooi….

dav

Zo ook eergisteren. Effe er af..effe..plaatje…schieten en? 

Een praatje maken met een wandelaar. “He, ja, man, mooi hier he om die luchten te fotograferen.”. Ik antwoorde dat ik dat deed omdat ik die lucht zo bijzonder vond. Rijp voor een schilderij. “He, ben jij dat van die (f)luisteraar?” 

Welnu, ik was van de fiets af. Anders was ik er vanaf gevallen. Wat zullen we nou aan de pet, hoed draag ik alleen bij het wandelen, hebben?

“Jazeker”. Mijn antwoord verborg misschien zelfs wel enige voorzichtigheid. “Ben jij soms de stiefelaar, schrijver van de (f)luisteraar? Hans.. meen ik?”

“Nou, nee niet bepaald. Dat is mijn oudere broer. Maar, hoe komt u nu aan (f)luisteraar?”

“Oh, ik heb dat pas gelezen en via Soppenhof kwam ik dat verhaal tegen over die (f)luisteraar.…”.

‘’En vond je het wel mooi?” Het spoot er eigenlijk oneerbiedig uit. Maar ja, een lezer van mijn stukkies? ’t Kon slechter, alleen nu maar de vraag of hij dat wel kon waarderen. Ach, heden, zoekend naar bevestiging of zo. Voer voor psychologen. 

Gelukkig vond hij het de moeite waard. En al keuvelend liepen wij voort door de Doornspijkse dreven. De Veldweg af, het Achterwegje in. Zijn jeugd, zijn kerkgang. Het rode lampje. Het rode lampje? De afgang? ‘ t Ja, het is maar hoe je het bekijkt. Maar een rood lampje deed ook bij mij een lampje branden. 

Brandend van verlangen om zijn verhaal te horen trok ik de woorden uit zijn mond. Want vroeger, tegenwoordige denk ik toch niet meer?, waren er lampjes aan de preekstoel. Een rood lampje. Ach heden, dat lampje. Als het uitging waren de (niet bezette, maar wel verhuurde) plaatsen vrij. En je zou zeggen dan is iedere wachtende vrij en gelijk om de bank in te klauteren en plaats te nemen. Alzo niet voor mijn medewandelaar. Die was even “te min” en kon mooi op een uitgetrokken plank zitten en de “ wachtende gasten” kregen een plekje in de “nette bank” . Mijn verhalenverteller mocht de plank onder de bank gebruiken, die anderen waren kennelijk heel wat beter….Ach ja, wat maken we soms een onderscheid in de kerk. 

Kerken na een uitgaand rood lampje in Doornspijk? En dan geen plaats krijgen in de “mooie” bank? ’t Laat zich raden. Al zal, en ik herinner mij de “wie biedt er geld veur plaats…” er toch niet meer bij zijn.

Nee, kerken deed hij nu in Elburg. Nou ja, als Corona dat toeliet. Want net als elders, kerken zit er in bijna heel 2020 niet meer in. Hij niet iun Elburg. Ik niet in Nunspeet. Wij liepen maar even door op de beroemde afstand van 1.5 meter. Kerken? Je kon ze bijna met een lampje zoeken. Max. 30. Als je je daaraan houdt tenminste.

Hij liep door. Ik pakte mijn fiets. Lampjes en kerken. In de kersttijd kom je heel wat lampjes tegen. Mooi, dat er licht wordt verspreid. 

In mijn werkzaam leven heb ik heel wat kerkboekenonderzoek gedaan. En ja, daar waren inderdaad  ook de (rode) lampjes. Lampjes die ook in de annalen van de eenvoudige kerkgeschiedenis best wel wat hebben losgemaakt. 

Je hoeft er zelfs niet voor naar het archief. Ook Coronaproof kun je onderzoeken hoe de werking van de lampjes, meestal rood, soms ook groen, in de godshuizen werd toegepast. Gewoon eens googelen en als je dan het licht nog niet hebt gezien? Vraag dan nog maar eens hoe het toch werkte met die rode lampjes. Bij sommige geschiedenissen krijg ik rode koontjes. Maar ik denk dat de lampjes aan de preekstoel er toch, mag ik hopen, niet meer zijn. Dat is voor mij als het Red Light district. Verboden toegang…

Net zoals het fenomeen “verhuurde plaatsen bij opbod (!)” niet meer in onze godshuizen de gewoonte is. 

Gewoonlijk ga ik niet in op allerlei misstanden. Maar als de misstanden uit de wereld zijn gegaan is dat wel iets om dankbaar voor te zijn. Dat de discipelen al “vochten” voor het mooiste plekje? Is bekend. Dat wij nog steeds onderscheid maakten tussen rijke en arme medepelgrims? Helaas, het zal nog steeds gebeuren. Maar ik denk dat de meeste kerken nu wel “het licht” hebben gezien. 

Dat hoop ik. 

“Niet te schielijk”

Langzaam maar zeker doordrongen de tinten van vele ingrediënten zijn smaakpupillen. Wat een afdronk. Starend in het flakkerende vuurtje van de kachel doortrok de afdronk een geweldige sensatie door zijn lijf. Wat een verrukking. Maar ook sloeg bij hem de melancholische snaar aan het tokkelen. Wat was dat nou toch? 

Ineens verscheen dat krombenige mannetje, Lagers.  Hoepels maken, karren met mooie houten wielen. Klokslag half twaalf kwam hij daar aangelopen. Beetje krom met een snelheid van 3 km per uur. Vaste tred. Op naar café het Watertje, iets voorbij zijn eigen huis. De man keek niet op. De man keek niet om. Nee, vastberaden liep hij daar naar zijn uitspanning van de dag. Café “Het Watertje”. De ontsnapping uit het grauwe bestaan van wagenwaker. Of gewoon uit gewoonte? Even onder de mensen?

Hij schudde zijn hoofd. Dat kon hij hem niet meer vragen. Weggezet als een “notoire zuiperd”. Dat werd hij in de volksmond wel. Want in de mond van zuigelingen en dwazen werden ook wel eens minder goede zaken weg geroddeld.

Terwijl hij nipte aan zijn glas onversneden malt whisky, bedacht hij dat dat met dat “zuipen” wel mee zou vallen.

De caféhouder Van de Water was er niet eentje die zo maar zijn clientèle in het diepe moeras van zuipen ten onder zou laten gaan.  Die liet zijn mensen niet zuipen en al zeker niet “verzuipen”. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om. Die moeten allemaal “omzet” draaien tot “ontzet” van velen. Sloten drank kunnen tegenwoordig, bedacht hij, zelfs bij de “voetbal” niet worden aangevoerd. Een kleine 500 liter bier op een middag? ’t Was weg voordat je het wist. En hij had het uit betrouwbare bron. Zuipen totdat ze er bijkans van neervielen, bij het darten in een kantine. Ja, dat had hij van zijn zwager goed begrepen. Geen wonder dat je dan de roos niet meer raakt, maar dat was aan het volk niet besteed. De barkeeper, ja die scoorde bovengemiddeld.

Lagers kwam binnen. In de hoek van het café stond een Poolsbiljart. “Doe mij maar het gewone recept, Van de Water, een olifantje op één poot”. Lagers nam zijn vaste plekje in.

Rustig en bedaard schonk de kastelein het gevraagde in. Een klein glas, met één poot, tot de rand gevuld. Zonder morsen werd het op de stamtafel neergezet. 

Tegen twaalf uur, als het twaalfuurtje net achter de kiezen en de pruim was weggewerkt, werd door Van de Water  gezegd: “niet te schielijk mannen, effe een kwartiertje rust”.

Ja, hij zuchtte eens. Waren er nog maar zulke caféhouders. Dan waren er vast ook niet zoveel problemen met de jeugd van tegenwoordig. Ach heden, hij kreeg het er bijna te kwaad van. Die whisky begon werkelijk ook al op zijn gemoed te werken. Het was ook een dubbele, verdikkie, dat had hij zich niet gerealiseerd. Te diep had hij niet in het glas gekeken, alleen maar van boven bij het inschenken. ’t Mocht wat. Na maanden van geheel onthouden, zomaar voor de kerst een beste fles aangeschaft. ’t Mocht wat kosten. Bij Galle en de maagklachtenfabrikant kreeg hij een beste korting. Zou hij nu al, na een paar slokjes, te diep in dat glas hebben gekeken?

Na het zogenoemde “stiefkwartiertje” zei de kastelein: “Het kan wel weer mannen”.  Ook Lagers keek op boven zijn lege glaasje: “ Ach, van de Water, doe er dan nog maar eentje. Op  één been kunnen we toch niet lopen”.  En zo werden de glaasjes gevuld, de mannen keuvelden over de prijs van een stuk hout, de koetjes en de kalfjes. 

Na dat kwartiertje mompelde Lagers: “Mensen, goeie dag verder. Ik ga maar weer eens”.

Zo schuifelde Lagers weer richting zijn werkplaats. Hij zag hem gaan. Vast ter been, niks zwabberigs aan.  Met de snelheid van het leven. 

Diep starend in de vlammen van zijn kachel,  bekroop hem het gevoel dat ook hij zich moest houden aan de wijze woorden van een beslist niet lastige cafébaas.

“Niet te schielijk, man”.

Ja, die houder van het glaswerk was een hele beste.

En die wijze woorden moest hij vandaag maar eens gaan toepassen.

Niet meer kijken in het glas als hij inschonk. Maar kijken hoeveel hij inschonk. Want voordat je het weet ben je bijna beschonken. Niet te schielijk. 

Niet met drinken, niet met schenken. De wereld gaat er vast op vooruit.

Dat wel.

De vlammen doofden.

../../../Library/Containers/com.apple.mail/Data/Library/Mail%20Downloads/FCA19542-973E-4C13-9E85-08B1487AA76B/IMG_20191224_095320.jpg
dav

De whisky gloeit na. 

Dankbaar sluit hij het hoofdstuk.

Met een echte Schot.

Oorlogsherinnering

Verscholen in de bossen van Nunspeet/Vierhouten ligt het verscholen dorp. Weggestopt door de wreedheden van het verleden. Een blijvende herinnering is vastgelegd. Laat het blijvend gedenken voorop staan. Het lijden vertelt. Het lijden geleden. Zo was het in het verleden. Maar helaas geen verleden tijd. Monumentaal gegrift in woeste grond. Het verleden van ondoorgrondelijk menselijk leed. het blijft:

Een onderduikersonderkomen.

Oorlogsmonument:

Mens ontering

Mens ontbering

Tekenen uit deze tijd

Nooit vergeten

Zij moesten weten

Dat zij zijn in onze tijd zijn

Teruggekeerd in

Mens e tijd

Men leert niet snel.

Nu

wel bevrijd

Maar altijd vol aan

herinneringen.

Het leven gaat het leven door

Maar altijd blijft

dit eeuwig spoor.

Daar wordt een mens stil van

Onderduikershut

De eerste veldslag?

De eerste veldslag of wederopstanding van een verlosser?

Een selfie op het aambeeld van zelfgenoegzaamheid lag deze achterliggende periode een naakte man. Zelf gepost. Vanmorgen kreeg ik tijdens de wandeling een fabeltjes krant digitaal toegestuurd. “Baudet redt!”

Ach, ik had misschien beter moeten kiezen voor de partij “Jezus redt”. Een gemiste kans.

Nou heb ik volstrekt al niets met naakte mannen. Laat dat duidelijk zijn. Nee, dat kan mij volstrekt niet bekoren.  Maar dit soort ambities zo ten toon spreiden lijkt mij ook vragen om problemen. Voor mij is dat de naakte waarheid.

Ik denk hierbij aan de poster van een partij met een poedelblote vrouw. En eerlijk is eerlijk, ik zou die poster best willen hebben. Die is nog steeds een boel centen-en misschien ook wel het bekijken- waard. Al bedenk ik hierbij wel dat die partij nu een “stille dood” is gestorven. Opgegaan in Groen Links.  Een partij die voor de afschaffing was (?) van de monarchie, het leger, de Binnenlandse Veiligheidsdienst en bv. ook de mobiele eenheid als ik het mij goed herinner. De Binnenlandse Veiligheidsdienst, die, zij het in wat andere vorm,  geweldig heeft geopereerd na de Utrechtse aanslag. Wat hebben die mannen en vrouwen fantastisch snel en adequaat gehandeld! Hulde voor die ambtelijke inzet.

Amper bijgekomen van de  veldslag die blijkbaar was gewonnen, nam ik de geschiedenisles van de verkiezingen tot mij. Ja, daar zou je hoofdpijn van krijgen. Maar mijn partij heeft gewonnen. Kijk, dat geeft de burger moed.

Vele kiezers hebben zich aan de aanbidding van de naakte showmaster gewijd. Aanbeden door duizenden. En zijn maatje meende vlak voor de verkiezingen “munt te slaan” uit die afschuwelijke gebeurtenis in Utrecht. Dat ze dat “potdorie nu ook nog effe flikken” of woorden van gelijke strekking. Schandalig, want daarmee zouden de huidige machthebbers “weer goed wegkomen”. Het is in en in triest als dit soort woorden gebruikt worden. Nog triester is het,  dat schaamte ver te zoeken bleek. Gespreide vleugels van Minerva? Volgens de krant werd met de uitspraak van de grootspreker bedoeld: “Het inzicht komt pas als de consequenties echt duidelijk worden. “

Ja, dat zou zo maar eens kunnen.

Als je de lijsten zo eens doorneemt moet ik denken aan wat Abraham overkwam. Al zijn het er maar 10, Heer. “Ik zal haar niet verwoesten”.  “Jezus leeft “had er gelukkig nog heel wat meer dan 10. Maar ook nu blijkt er wel een verwoesting gaande te zijn in ons land met deze verkiezingen. Ben ik nu eigenlijk, zo vroeg ik mij al wandelend af, een azijn”p” dat ik zo negatief ben?

Ik kijk om mij heen. B. had inderdaad wel punten die tot nadenken leiden. En ook terechte punten van kritiek. Natuurlijk hebben de “machthebbers” zich, door ondoordachte methodes als een “volksraadpleging” referenda, het met alle macht doordrukken van de elektrische auto, zonnepanelen, windmolenparken, landschapsverwoesting  etc. van het “gewone volk”verwijderd.

de gewone man kan zich dit soort luxe niet permitteren. Noem het van mijn part dat zij zich “stinkende” hebben gemaakt. En logisch dat zoiets reactie oproept. Het Baälsgodsbeeldje van het referendum keerde zich knetterhard tegen de gevestigde orde. Ook hier geldt dat de bestuurders vaak veel teveel in zichzelf gekeerd waren. Natuurlijk heeft die club daar een punt. En best meerdere. En zeker, deze groep mensen hebben heel knap hun plekje binnen de bestuurderselite weten in te nemen.  Maar besturen is nog steeds iets heel anders dan “brullen dat iedereen het fout doet, ”kartelvorming  etc”. Helaas mensen, wacht maar af tot deze wijze mensen, die buitengewoon goed kunnen kraaien dat we het hier zo verschrikkelijk slecht hebben, het voor het zeggen krijgen. Voor besturen gelden andere kwaliteiten.

Jammer dat boer Koekoek ( van de partij voor vrijheid en recht)  er niet meer is. Hij zou zeggen: “Ik heb het altied al gezegd”.

Er gaat veel fout in dit land. Daar hebben ze van Fvd dus ook wel weer gelijk in. Bijvoorbeeld: Het barst van de bordjes in onze natuur.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is borden.jpeg

De geldschieters geven werk aan de bordjes- ontwerpers, de bordjes-makers, de bordjes -plaatsers. De schoonheid van de natuur krijg je echter bijna door de bordjescultuur niet meer te zien. Het is feitelijk bij de beesten af. Kijk, daar erger ik mij aan. Maar daar hoor ik niemand over. Ook heb dus kritiek op de bestuurderscultuur. Ooit heb ik een verantwoordelijk wethouder daarop aangesproken. Over een afstand van een kleine kilometer meer dan 80 borden en bordjes. Kritiek?

“Hierbij behoor ik mijn hand ook in eigen boezem te steken. Met de Paplepel is mij ingegeven dat gebed voor allen die boven ons gesteld zijn noodzakelijk is. Helaas, dat doe ik veel te weinig. Maar ooit, toen ik begon als ambtenaar, was en ben ik onder de indruk gekomen van de intensheid waarmee een vader van een oud-collega (Pap)voor hen die dienstbaar zijn aan ons land, bad voor wijsheid. En dat was geen uilepies kan ik u verzekeren. Voorbeeldig.

Zo peins en pieker ik op mijn wandeltocht door de restcultuur van wat eens de woeste Veluwe was. De Veluwe met zijn vossen, edelherten

en wilde zwijnen.

Pas maar op als de boer zijn passie preekt. Wolven liggen op de loer. Ook weer op de Veluwe. Nog even en ik stap fluks in een wolvendrol. Maar alles is beter dan dat ik stap in de drol van B. Als die wordt vertaald uit het Frans, dan kom je uit op “Ezel”. Zo dom wil ik niet zijn. Ja, verlosser? Hij zal zich als mp eens voorstellen in Frankrijk!

Verkiezingsuitslag? ’t Is bij de beesten? Af.  

Pagina 4 van 45

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén