Al eerder had ik geschreven dat deze stiefelaar een (f)luisteraar tegen kwam. Wonderlijke wegen, zo langs de Oude Zeeweg. Werkelijkheden en onwaarschijnlijkheden die  onwaarschijnlijk, werkelijkheid worden. Deze stiefelaar was er weer eens, in de vrije velden van Doornspijk. Ergens in de verte kwam een petdragend wandelaar aangestiefeld. Zijn gang voorspelde een kwieke 60er. Nou, daar kon deze stiefelaar ook bijna voor doorgaan. Laten ze elkaar, hoe vreemd het ook mag klinken, tegenkomen op het Achterwegje. Bij de hoek met de Veldweg. Een korte groet, een volle herkenning. “Hé, bent u niet die het verhaal schreef over de (f)luisteraar?Mooi hè, u had hier toch ook over geschreven, over dit hoekje met de kleuterklas?”

Kijk, van dit soort uitspraken word je als schrijvertje best gelukkig. Blijkt dat je stukkies “blijven hangen”.

Amechtig greep ik naar mijn verwoestende baard. Krabde eens achter de oren. Maar dit medemens had wel een open gezicht. En dus kon het geen kwaad om de vraag bevestigend te beantwoorden. Wat korte heen en weertjes. Ook uiteraard over het weertje van die middag en meneer had al weer, echt al weer, oog voor weer een ander homo sapiens. Sappige jongedame op enige leeftijd, zal ik maar zeggen. Enfin, ik verzette mijn schreden richting de Nunspeets dreven en de luisteraar was zo druk in gesprek met de andere soortgenoot, dat ik mijn gang wel alleen voorzette. Ik drukte mijn hoed nog eens extra op mijn bol en kuierde voort.

‘s Avonds kreeg ik een sms. Of ik “die wandelaar” mocht wezen. Lang verhaal kort: wij maakten een afspraak om samen al kuierend te kouteren over ‘s Heeren wegen. Met gepaste snelheid, zoals het van oudere medemensen betaamt. Het ging prima. Afspraak gemaakt.

De auto werd geparkeerd bij De Deel. Er werd kennisgemaakt, de Coronastoot werd uitgevoerd, tussen haakjes, wat een verarming…herkenning uitgesproken, waardering voor de naamdrager gedeeld (ook mijn broer deed dezelfde uitspraak:  “Die naam mag hij met ere dragen!”) Het moet hier toch wel even worden neergezet zodat het zwart op wit staat. En dan:

De kennismaking.

Soms zit je op je stoel en val je er vanaf van verbazing. Nou had ik al een “tikkie op de vingers” ervaren van iemand die dit soort stukkies kennelijk ook las. In Doornspijk hoef je gewoon nergens van op te kijken. Maar nu had ik een veiligheidsgordel nodig. Want deze stiefelaar kieperde echt van zijn onderdanen. De reden?

 De “wandelaar” was de (f)luisteraar…

Niet ” die gekken kunnen lopen”, maar: zo gek kan het lopen. Vermoedelijk moet je voor dit soort zaken al wat ouder zijn. Gelukkig kan ik mij nog verwonderen over de wondere ontmoetingen in mijn leven. Nu werd ik  meteen die ochtend van wandelende stiefelaar een luisteraar. Misschien zelfs een twijfelaar. Waar het over ging weet ik niet meer.

Ik ben er nog stil van. ’t Was best gezellig. Een aardige mede tochtgenoot door het leven. Wie weet, gaan we nog eens samen door de wondere wereld van de herinneringen over de Noord-Veluwe. Bredero zei het al: ‘t kan verkeren.

Verkeerd ging het niet, ook al liggen we mijlen ver van elkaar af in bepaalde opzichten. Goed om te beseffen dat daardoor het perspectief “medemens’ een mooi beeld geeft.

En nu maar hopen dat ik geen al te gekke dingen gezegd heb over die (f)luisteraar.

Het kan dus best vreemd lopen in de hoftuin van het heden. Zelfs op de grote stille heide…Waarbij ook hij gelukkig wel houdt van verre horizonten. Want een paar dagen later hebben we het eens echt op een lopen gezet. Met mooie vergezichten. 

Nou, als men blij is met de ontmoeting dan kunnen dit soort ontmoetingen ook bijdragen tot een beetje meer vreugde in het leven. 

Zo stiefelen we door. Zelfs op de Stakenberg. En er werd van boven niet eens, tegen de regenverwachting in, een stokje voor gestoken. Nee, het zonnetje overgoot ons met verwarmde stralen. Als je niet oppast zou je toch nog waterlanders produceren. 

Van Emmausganger tot Elspeet-sjokker. 

Zoiets.