Sta je met de bibbers voor de poort van het godshuis. Straks gaat het gebeuren. Vissers van mensen. En de netten worden uitgespreid. Het ontvangstcomité werd tijdelijk uitgebreid met een paar zangers. Alvast wat mensen welkom heten met de poortwachter van dienst. Tot uw dienst voor Uw dienst.

Aantreden met een grote groep zangers. Wordt je aangesproken of je even een –dode-Haring(h) wil vangen uit je archiefstukken. Enfin, op zo’n moment dringt amper tot je door dat je over je werk wordt geraadpleegd en beseft nauwelijks de consequentie van de vraagstelling en je zegt dus toe. Of te wel: je hapt.

Bitter is de nasmaak. Tijdens het zingen vliegt je de haring bijna door de strot. Nou geeft dat op zich niets, want haring smeert de keel. En dat is goed voor zingen. En hoewel ik dan geen voorzanger van beroep ben, schoot me vandaag die haring plotseling in het verkeerde keelgat. Bleek al dat er onderzoek naar die specifieke Haringh was gedaan. Heb ik daar mijn geestelijke rust voor onderbroken en bijna mijn nachtrust achter de pc voor opgeofferd. Dus tweemaal vissen in dezelfde vijver ofwel de Doggersbank van het archiefwezen!.

De eerste visser is een meester visser. Blijkt dat ik dezelfde “vangst” ook op mijn lijstje van gegevens had gezet. Dat troost me dan weer wel.  Maar dat ik ook in diezelfde vijver moest vissen naar diezelfde Haring(h) is mij toch te bar. De vraagsteller moet zijn vraag maar bij het Hof van Holland deponeren, of te wel: daar zijn lijntje uitgooien. Ik pas er nu voor.

Ik ga niet meer op haringvangst. Teveel haring doet braken. En ik……