Stof tot nadenken.

“Goede morgen”. Het woord bestierf in de weidsheid van de velden langs het Achterwegje. Op het bankje zat Harms. En zijn groet werd amper beantwoord. Als volstrekte vreemdelingen keken de aanwezigen elkaar aan. Werden ze nu begroet? Wat een vreemde mensen lopen er toch, nou ja, zitten er toch hier op de Veluwe. Mensen die iemand groeten. ’t Zou toch wat. Dat?
Nee, zoiets deden ze natuurlijk niet in “Het Hollandse”. Harms zag het wel. Hij kende zijn pappenheimers. Had lang genoeg, zeg maar gewoon te lang, in het meest drukke deel van het kleine Nederland gewoond om oog te hebben voor de “onhebbelijkheden” van de westerling.

Nee, Harms trok zich er niets van aan. Hij herhaalde “goedemorgen”: Met een kort bijna hautain, knikje werd hij verder bijna als de pest gemeden. Maar dat knikje, ja dat kon er nog net af. Zitten blijven, dacht hij. Kan ik eens kijken wat voor vlees ik in de kuip heb.

Al spoedig was het gezelschapje in een hoogdravend toontje in gesprek. Ha, dacht Harms, nog een beetje bekakt lijkt het wel. Enfin, dat past hier wel. Ze bleken het te hebben over het transitiebeleid, nee dat lag niet in de lijn van zijn levensmotto. Gek van die klimaatdrammerij werd Harms. Maar dat zou hij de beide heren en dame niet duidelijk maken. Nooit je vingers branden aan hoogdravende politiek.
Het gesprek nam daarna een wendig, die Harms de oortjes verder deed spitsen. Wat zeiden die nu? Zouden dat soms die leden van die beroemde jaren zestig fractie zijn? De politieke voelhorens van Harms waren uitstekend. Dat bleek wel uit het vervolg. Ach Jetje gaf ze van Jetje, en Kaagje kreeg die Wopke bij het kraagje gevat. Harms moest er wel een beetje om glimlachen. Wat een dedain. Wat een betwetertjes weer. Die elektrische auto? Oh ja, ook dat speeltje kwam natuurlijk weer in het gesprek naar voren. Net of de overlast van de accu’s, zo dacht Harms, net of die smerige accu’s niet een giga probleem zouden gaan geven in de nabije toekomst. Maar Harms zei niks. Ineens kregen de dame en de twee heren een driftige discussie.

“Ach kijk, je ziet niks man, weet en kijk dat is nu het stikstofellende die hier op het platteland zijn verwoestende werk doet. Van de natuur is niks meer te zien!” Harms was stomverbaasd.

Wat zullen we nou aan de fiets hangen, zo dacht hij?
Bij hoog en laag stonden nu de edele afgevaardigden van het partijtje Jetje en Kaag te gesticuleren. “Kijk nou toch, kerel, je ziet immers niks. Ons land gaat naar zijn grootje”. Het werd Harms nu toch wel te machtig. “Mag ik u wat vragen?”
Stomverbaasd dat zo’n pettemans zelfs dit edele gezelschap een vraag durfde te stellen viel amper in goede aarde. Harms zag het. Maar hij kende die politici. Altijd op hun hoede, nooit bereid direct een antwoord verzinnend, maar altijd met diverse vragen de kern van een vraag ontwijkend, keken zij elkaar aan. “Wat blieft u? Wilt u ons wat vragen?”
De woorden stieten bijna als een dolksteek de lucht in. Zoiets ongerijmds hier, op een bankje aan het Achterwegje?

Tja, bedacht Harms, politici ’t zijn net mensen. Maar enfin, de meeste mensen (zeggen ze, er is een dik boek aan gewijd) de meeste mensen deugden.
“Uh, ja, ik wilde u wat vragen”, stamelde Harms. “Als u het niet erg vindt.”

“Nou, stel u vraag.” Harms peinsde. Hoe zou hij dit varkentje, uh deze varkentjes nu wassen? “Uh, u stelde zojuist “kijk, je ziet immers niks.”? Nu keken de gesprekspartners elkaar verbaasd aan. “Ja, meneer, u ziet toch niks van de natuur? Allemaal stikstof”.
Harms zag ze denken: wat een stom boertje…

Harms was nu zeker van zijn zaak. “weet u, u doet heel belangrijk werk. Weet u, beste mensen, weet u, in de jaren 70 was er een boertje. Misschien hebt u daar wel eens van gehoord. Hij zei altijd “Ik heb het altied al e zegd”. Dat was een “slim” boertje. Nu, beste mensen hebt u een “slim boerinnetje”.

“Oh, meneer, oh (druipend van geaffecteerde arrogantie, Harms merkte dat wel) oh, u bent zeker ook zo’n aanhanger van Plassemedam?”

Goedwillend en met lichte glimlach om zijn besnorde snuit keek Harms het gezelschap eens goed aan. “Ach mevrouw, heren, laat u ik iets verklappen over mijn politieke voorkeur. Of het nu 2023 of 2035 wordt? Dat laat ik maar even. En nee, ik ben geen aanbidder of volger van mevr. Plassemadam.” “Nee, zo vervolgde Harms, en keek nu zeer serieus, “nee, maar ik mag u aanraden u wel te verdiepen in uw opstelling en uitgangspunten. Als u het nu hebt over “niks meer te zien van de natuur, en u vervolgt dit door op te merken dat “dit dus de stikstof is,” dan geef ik u graag enig stof tot nadenken. Weet u dit is “mist”. U zult daar overigens als politici wel bekend mee zijn.”

Even kon Harms het niet laten die prik uit te delen.

“Het fenomeen wat u nu ziet en daarom de natuur niet ziet, is nl. “Mist”.

Harms tikte tegen zijn pet. De verbouwereerde en geëerde politici verward achterlatend verdween hij vervolgens in de dikke mist.

“Boeren kl….”

Wie dat zei? Daar heb ik geen herinnering meer aan.

Nunspeet, 28/02/2023