“Ach wat is dat nu toch? De kastelein van het kleine cafétje De Gulle Gaper aan de Goddeloze Singel in de Friese Wouden keek verbaasd naar zijn vaste stamgast Wapse. “Wat heb jij? Spoken gezien?”
Even was de wijsneuzige oude stamgast, Wapse, verbaasd. “Japie, wat heb jij? Ja, dat vraag ik jou toch?”
“Man, Japie, ik heb, geloof het of niet, ik heb Harms gezien!”
Als Japie zijn ogen de kost had kunnen geven dan had hij vast de opwindende staat van Wapse al ontdekt. Maar zoals gewoonlijk, aan Japie kon je nooit merken of hij iets “door” had. “Nou, Wapse, vriend als dat zo is, dan zal ik de pruttelbak maar snel klaar maken. Harms, die ouwe snuffelaar, lust vast en zeker een bakkie. Als jij hem gezien hebt slaat hij vast een bezoek aan ons knusse cafétje niet over.”
De damp van de versgemalen koffie trok door behaaglijke ruimte van dit oeroude cafeetje. En inderdaad niet veel later zwierde de deur van de kleine gelagkamer al open. In vol ornaat met hoed en oorapparaten in beide uitspansels van zijn verweerde kopwerk, zwierde Harms naar binnen.
“Daar doe je nu echt goed aan Harms. Zomaar weg van de woeste Veluwse gronden. Zomaar weer in het heitelàn, ach mijn beste, wat fijn dat je er bent.” “ Ja man, vulde Wapse aan, machtig mooi man.”
Even trad het suizen van een zachte stilte door de gelagkamer. Daar zaten de oude vrienden genoeglijk te lurken aan de voortreffelijke bruinebonensap van Schele Japie.
“Hoe vaar jij? “ De nieuwsgierige Wapse wilde maar het liefst meteen ter zake komen.
Harms zuchtte. “Ach ’t is een heel verhaal. Maar jullie weten de Veluwe, de verwoestende wolf onder de schapen. En je zult daar maar een gemeente hebben mannen, de meute schapen, zo heet dat toch, ’t lijkt wel of ze wekelijks worden uitgedund. Wolven, hoe noem je dat, roedels ? zijn vrienden van bepaald politiek kaliber, die hebben het voor het zeggen. Tenminste, dat lijkt mij zo. Wolven en schapen en zeker schapen zonder herder, mannen, da’s een hele, hele slechte kombinatie. Als je goed oplet ziet je steeds minder schapen. En overal groeit het onkruid ook nog eens op, door? “ De beide vrienden van Wapse keken of ze het in Keulen…”Ja mannen, door gebrek aan een herder. Vanmorgen nog weer gezien, overal schiet het onkruid op. En ik vind: ’t Is net de kerk. Als je goed kijkt, zie je steeds minder schapen. Een wolf zonder herder is als een gemeente zonder voorganger. ’t Moet niet te lang duren. Denk daar maar eens over na”
“Man, wat bazel je toch? Wapse keek naar Harms. Wat heb jij toch Harms? “
Harms zweeg. Als man van weinig woorden knikte hij maar eens naar Schele Japie. “Doe maar een bakkie troost, Japie..Want wij zijn al heel lang herderloos. En je kunt roepen wat je wilt, maar als die lang wegblijft dan zie je dat de kudde afkalft. ’t Is triest mannen, maar zo gaat dat op de woeste Veluwse gronden.” Jij bedoelt, de bijbelbelt? “ Wapse wist niet hoe hij kijken moest. “Ach Harms, man, ik begrijp het wel.” “ Dank je, Japie. Fijn dat er begrip is.”
“Ja Harms, herderloos door de wereld, het leidt ongetwijfeld tot een prooi voor wolven. Ik heb het gelezen. ’t Gaat ook mij aan het hart hoor Harms, vaak moest ik aan jullie denken.” “Ah, zo zit dat dus Harms. Jullie zijn herderloos. Maar denk erom Harms, dat is nog niet “hopenloos”. Even keek Harms op. Beste vrienden toch, daar in het noorden. Maar ja, hij was wel mooi herderloos. Dat kon nog wel eens duren. Even verzonk Harms in diep gepeins. Nee, Hans en Grietje, daar geloofde Harms niet in. Maar de boze wolf? Zonder herder? Je zou er toch wel angstig van worden.
“Weet je mannen, één troost kan ik geven.”
Wapse en Harms keken nu verwachtingsvol naar Schele Japie.
“Kijk, Harms, echte herders laten de schapen niet in de steek. Er is dus hoop en nu: een bakkie troost!”
Niet veel later zat Harms op zijn fiets. Weg moest ie. Wat een fijne vrienden, dacht hij, en of het door de wind kwam, nee dat wist Harms niet maar een traan werd weggepinkt.
“Je hebt misschien wel gelijk, Wapse, Harms leek mij behoorlijk ontdaan. Wij in Friesland willen er een hek omzetten. Maar ja, een omheining zonder herder? “
De beide mannen zwegen. Harms was al weer met de noorderzon vertrokken. De koffiepot pruttelde. Schele Japie schonk nog maar eens in. “Op Harms, Wapse! “Proost eh troost Japie”.
Een glimlach over beide verweerde Friese koppen kon een waarnemer waar nemen.