Pieter Hoeksma

De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Harms is opstandig

“Gut, Japie, kijk, zijn ogen gleden door de gelagkamer en vervolgens naar buiten . Nou kostte het  Japie best wel enige moeite om te kijken waar Harms was. ” Ah, ja, ik zie hem.”

Niet veel later schoof Harms naar binnen. Woest krabbend aan zijn baard kieperde hij zijn hoed als een volleerde de Cock met See oh See Kaa op de uitgestoken handgrepen aan de kapstok. “Mogge, mannen”, bromde Harms, doe mij maar eens een sapje van de bonen Japie. want ik ben gewoon boven mijn theewater”.

Vervolgens nam Harms zwijgend plaats aan de vertrouwde stamtafel van het kleine café de Gulle Gaper.

Wapse keek eens met een schuin oog naar Harms en naar Schele Japie. Wonderlijk genoeg zei hij helemaal niks. En Harms kreeg al door dat de heren hem zaten te observeren.  Het aroma van de bruinebonensap werkte aanstekelijk op Harms gemoed. “ Tjonge Japie, wat kun je dat toch man. Heerlijk, net wat ik nodig heb”. “Hoezo”, vroeg nu Wapse die natuurlijk brandde van nieuwsgierigheid. Ik, ik ben verdorie gewoon pislink. Wat een volk. Wat een volk Wapse. Dat het niet al te snugger is, ja, daar ben ik mij van bewust, maar dit? ’t Is bij de beesten af. Dat zeg ik.” Harms keek zwaar verongelijkt en roerde bijna de bodem uit zijn kopje koffie. “Doe mij maar een Suikerbrood van Friese kwaliteit Japie, want ik ben ongezouten waar, pislink.”  De beide mannen keken verbaasd naar zo’n uitbarstende Harms. “Maar man, wat scheelt er aan? Kom , zei Japie, hier neem eens een echte Beereburger Harms, misschien is die opkikker echt wat je nodig hebt”. Kikker”  spoot Harms, “WEER EEN BEEST? Wat denk je wel? Behoor  jij ook bij die stumpers van dierenknuffelaars Japie?

Weet je, asielzoekers zijn tegenwoordig speelbal op het politieke voetbalveld. Mensen? Inzet van onderhandelingen,  hum, t mocht wat. ’t Mag wat kosten ook. Maar ja hoor, we zetten gewoon een hek eromheen. Flikker maar op met die lui, lekker buiten laten pitten en oh zo moeilijk doen voor een plekje op deze aardkloot. Kijk maar eens naar die gemeenten met die zogenaamde beschaafde rijkelui, brr Japie, misselijkmakend. Oh, niet in mijn achtertuin hoor, en zo geaffecteerd mogelijk. ’t Zijn nog net geen vieze beesten, maar het druipt ze uit de opgeschoren nekharen en ge-epaleerde wenkbrauwen.  Japie, die figuren die de hele wereld overvliegen en iedereen die iets lager op de maatschappelijke ladder staat aan zo’n verrekte dure elektrische auto willen hebben. En weet je wat ik dan lees? Gaan ze nota bene, ach Japie echt waar, gaan ze heen en weer naar Griekenland, Roemenië of Verweggisthan om zielige straathondjes op te halen. Want ja, da’s pas echt zielig. Ze vervullen met hun gereis de hele halve wereld, kermen moord in brand voor een paar straathondjes geven een vermogen uit om hier de straten vol te poepen (opruimen? Ho maar, Wapse, ik zie je kijken, ho maar, daar krijgen ze vieze handjes van) en willen hier absoluut dat die beestjes een goed te huis krijgen. Let op mannen, die  vlooien houden ze daar maar mooi. Onze asielcentra voor de  corona hondjes en poesjes zitten potjandrie ook nog vol. Moet daar soms ook nog een spreidingswet voor komen?  Kom op, ze zijn gek of ben ik dat? En nu blijkt ook nog dat die beesten uit Verweggisthan ook niet kunnen gedijen. Vreemd en zielig hoor.”

Harms kijkt nog steeds woest om zich heen. Japie schut wijs zijn hoofd . Wapse weet  niets te zeggen en kijkt gewoon scheel van ontzetting.  Maar dat is bij Schele Japie altijd zo.

Bedremmeld staat Japie met zijn glaasjes te drentelen bij de stamtafel.

“Weet je Harms, volgens mij ben jij niet gek. Je hebt helemaal gelijk. Maar maak je niet druk, neem een borrel en laat die verhipte beestenactivisten maar aanklooien man. Jij verandert, ook al heb je helemaal gelijk, de wereld niet. Soms zijn wereldverbeteraars beetje blind voor hun onzin. En nu? Geen woord meer over die arme diertjes.”

Met een woeste ruk kieperde Harms zijn glas ineens achterover. “Verhip, man, je hebt gelijk. Ze bint niet wiezer, zeggen we op de Veluwe. Laten we de wolf maar inzetten op die loslopende asielzoekende hondjes, als je dat toestaat, moet je eens opletten hoe snel er een afschietgebod komt!

Proost.”

Vijftig jaar

“Krijg nou wat, zie ik het goed? Harms, man, wat leuk je hier aan te treffen”.

De woorden stierven als het ware weg in de wijde luchten van het Fries/Groningter landschap. Harms keek eens op. Warempel, denk je eindelijk eens even heel rustig van de leegte van de wereld te genieten, komt daar onze kleine nieuwsgierige Friese Woudboertje Wapse op de trappers langs de dijk naar de haven van Noordpolderzijl.

“Kerel, het is werkelijk niet te geloven. Jij zomaar op een doordeweekse dag. En nog gewoon op het fietsje ook”. Harms keek eens of hij het water van de Waddenzee zag branden. Zullen we nu ook nog weer een klimaatverbeteraar krijgen die erover begint dat hij werkelijk niet elektrisch aangedreven door de wereld snort? Hij moet er niet aan denken. “Nee man, dank je. Nog maar een paar weekjes geleden had ik een discussie of met elektrische fietsen wel fietsen genoemd kan worden”. Een vrouw uit Zwijdrecht maakte mij wel duidelijk dat zoiets echt niet kon. En zij is, eerlijk is eerlijk, een echte fietstrapper hoor. In haar eentje afgelopen weken naar Roche en Ardenne gefietst. Naar haar dochter. Astrid de Heer, ik neem er diep mijn pet en als ik die op heb mijn, hoed, voor af. Wapse keek zijn bejaarde bebaarde en licht behaarde vriend eens aan. Zijn pientere oogjes blikten naar zijn vriend Harms. “Maar man, wat een discussie. Dat noem ik gewoon “Niet fietsen”. Fietsen doe je zonder trapondersteuning, toch?” Nou dat kon Harms maar al te best beamen. “Maar ja, hoe noem je dat andere soort aangedreven vervoer dan?” De vraag was voor Wapse niet moeilijk te beantwoorden. “Een fiets met doping. Zo zou ik het noemen. Maar wat vaart jou hier naar toe?”

“Ach Wapse vijftig. Vijftig jaar. En ik moet er maar eens een paar dagen voor naar een mooi deel in de wereld. Vijftig, en op eigen benen staan. Vijftig jaar getrouwd. Vijftig, en overdenken wat er in die vijftig jaar allemaal is gepasseerd. Vijftig, Wapse, en er zijn er waar ik al heel lang geleden afscheid van moest nemen en ja Wapse, het zijn er in de naaste familiekring van ons beiden ook bijna 50. En als ik mijn vrienden en bekenden mee tel…ach vriend, dat stemt mij toch ook heel weemoedig. ‘k Zal niet dramatisch doen, maar vijftig is wel even een dingetje. Maar ook vijftig jaar zegen hoor. Maar weet je Wapse, als je er voor staat dan besef je eigenlijk de diepgang der dingen, vreugde en verdriet, niet zo goed. Je beseft eigenlijk niet waar je “ja” op zegt. Dan is je blik alleen maar gericht op de rozengeur van de toekomst. En na vijftig jaar zeg je: dankbaar voor die fantastische vrouw. Die wil ik er graag nog 50 jaar bijhouden. Al besef ik nu wel dat dat een utopie zal zijn. Maar als je na vijftig jaar kunt zeggen: 4 kinderen en ik zeg eigenlijk 5, en 6 kleinkinderen, ja Wapse, dan ben ik een rijk gezegend mens. Samen zijn we die toekomst ingegaan, jazeker Wapse, maar na 6 weken lag ik al in het ziekenhuis, maar goed soms door stormen en zo, is het toch een heel voorrecht om mijn lieverd (nog) te hebben. Als wij niet samen waren gekomen, ja dan hadden wij die lieve kinderen en kleinkinderen natuurlijk ook niet gehad.

En dus moest deze jongen er even een paar dagen tussenuit om alles eens rustig te overdenken”. “Kom, we nemen er eentje in het ’t Zielhoes, Wapse, op mijn kosten. Feestje, zal ik maar zeggen.”

Wapse keek eens met een schuin oog naar zijn oude vriend Harms. ” ’t Is ook wel een hele tijd man. En dan nu een feest?” Natuurlijk wilde Wapse dat wel even weten. Misschien zelfs wel mee feesten. Maar dat zag de ouwe Harms toch niet helemaal zo zitten. Iedereen gunde hij het. En ja, natuurlijk ook zijn vriend Wapse. Maar ja, als Wapse dan…nee dat kon hij allemaal niet verwerken. Voor zijn vrouw veel te druk en hij kon al het geroezemoes toch ook niet helemaal trekken. Zij liep al niet zo snel en dan zou dat wel een heel bezurende aangelegenheid worden. Ook al omdat hij meer dan de helft niet verstond. Maar een feestje voor zijn nog levende broers en zus met aanhang , schoonfamilie, kinderen en kleinkinderen, ja dat moest er wel van komen. En ’s avonds nog een paar directe buren en speciale vrienden.

Ach heden, wat liep die lieve vrouw toch te tobben over de weersverwachting, Harms peinsde, had zij nou nog niet geleerd dat jij noch iemand anders daar ooit wat aan kon veranderen? Toen ze gingen trouwen was het smoorheet. En nu? Een zware verwachting van regen en onweer met hagel. ” ‘ t Zou wat, ’t komt zoals het komt Wapse, dat heb ik wel geleerd in die 50 jaar.

Enfin, de Beerenburger staat koud, de wijn koel en de rest is uitbesteed Wapse. We doen het gewoon thuis. Geen fratsen, noch toeters en al helemaal geen bellen. Dus alleen met de eigen aanhang. Scheelt ook een aanhanger aan allerlei gesjouw, gesjor en gerommel. In een overdekte zaal? “

Dat zag Harms al helemaal niet zitten.

“Ga je nog speechen, Harms?”

Harms knikte.” Zeker man. Zeker, vijftig kantjes. Voor ieder jaar een bladzijde. Lijkt mij geweldig.” ” “Je meent het, vijftig kantjes tekst? Man waar haal je dat vandaan?” Wapse wist niet wat hij hoorde. En de gasten vermoedelijk ook niet, om een rolberoerte van te krijgen. Harms zag het al voor zich.

Hij grijnsde. ” Kijk mijn beste, dat ga ik ze vertellen. Zeggen dat mijn speech, en of ze er maar even voor willen gaan zitten, vijftig kantjes gaat tellen. Ben benieuwd hoeveel er dan nog blijven zitten. Scheelt zeker een flinke slok op vele borrels, zal ik maar zeggen. En na bladzijde 1 zeg ik: voor de rest beste mensen, voor de rest van mijn betoog moet ik u verwijzen naar de geschiedenis die wij samen grotendeels hebben meegemaakt. Ik heb er geen actieve herinneringen meer aan en ik ga jullie er ook niet mee vermoeien. Neem een borrel, glas wijn, of wat dan ook en wij proosten op dit jubileum met elkaar. Het ga jullie goed”.

“Harms, jij bent wel een snurker hoor, zouden ze erin trappen? “

“Ik denk het wel Wapse, want ze weten dat ik heel lang van stof kan zijn. Maar wat ze niet door hebben, heb ik heel mijn leven al begrepen, dat ik ook heel kort (af) kan zijn. ” “Ah, je bent dus toch een gewone Fries bedoel je, met Veluws zand in de (r)aderen”. De beide mannen stapten intussen naar de trappen van ’t Zielhoes. “Verhip, Wapse, net als in het huwelijk. Soms lukken de dingen niet zoals je denkt, is de tent gesloten! Nou die borrel houd je te goed.”

Meewarig keek Wapse om zich heen. Harms bleef echter niet bij de pakken neerzitten. Hij opende de fietstas en tot grote verbazing van Wapse werd er een echte Beerenburger ontkurkt. De beide mannen hadden vervolgens heel wat af te keuvelen. Net zoals later op het feestje in huize Harms met familie buren en wat speciale vrienden.

En het was nog lang heel gezellig.

Nunspeet, 22/26 augustus 2023

Meester, mag ik vanmiddag vrie hemmen?

“Meester, mag ik vanmiddag vrie hemmen?

Daar stond ze, een klein meiske in Doornspijkse klederdracht.

“Meester, mag ik vanmiddag vrie hemmen?”

De meester keek eens naar het kleine meiske. “En waarom wil jij dan vrij?”

Die ochtend was gewoon gegaan met de normale gang van zaken. Al snel nadat de bel geluid had stonden de kinderen twee aan twee in de rij. Zodra de kinderen stil in hun bankjes hadden plaatsgenomen werden de handjes gevouwen. Oogjes dicht?

Nou dat was bij menigeen niet het geval, maar meester zag het niet. Of soms toch. Luidkeels werd het liedje van de week, zoals bijna altijd met een psalmversje, die ochtend begonnen. Daarna kwam het bijbelverhaal en vervolgens werd het lespakket ontvouwd. Klassikaal werd onderwezen in rekenen, schrijven en taal. Zo ook deze morgen. Deze ochtend was de “ei en de ij” het onderwerp van de lesstof. Meester was ook bij de pinken en kende zijn pappenheimers “let op jongens en meisjes, waar jullie altijd ” ie” zeggen, moet je eigenlijk “ij” zeggen. Dus zoals jullie zeggen “altied” is het altijd, met een ij. Een gewone lange ij dus. En “wij wonen in Doornspiek moet dan zijn “wie wonen in Doornspijk” of bijvoorbeeld dat “hef ie u doan meester” wordt dan: “dat heeft hij gedaan meester”.

Ook het kleine meisje had goed opgelet zo bleek later. Na de pauze en ook na de middagmaaltijd die op school werd gebruikt, kwam de jonge leerlinge naar de meester toe. “Meis…, uh, meester, mag ik vrie hemmen?”

Vol verwachting sperden haar oogjes zich naar de meester in zijn bijna zwarte pak. Meester moest wel een beetje in zichzelf lachen, maar nam ook deze jonge leerlinge volkomen serieus. “Vrie, ah, je bedoelt vrij?” “Ja meis.., uh, meester, dat bedoel ik”. De meester keek zijn leerlingen nog eens aan. “Maar waarom, zo vervolgde hij, waarom wil jij dan vrij?”

“Nou meester, mijn moen.., uh, mijn moeder moet vanmiddag naar het zijkenhuus”.

Meester zou zich bijna verslikken in zijn lach, maar hield zijn gezicht toch in de plooi. “Oh, jij bedoelt zeker ziekenhuis?” “Ja, nee, meester, u zei vanmorgen toch dat als wij iets uitspreken met “ie” het “ij” moest zijn?”

Deze leerling kreeg die middag vrij af.

Complot?

“Nou, nou, Harms!” Boertje Wapse kon zijn ogen bijna niet geloven. In het mooie Friese terpenlandschap zat Harms. “Man, tijd niet gezien, fijn je weer te ontmoeten”. Wapse werd bijna rood van opwinding. Harms keek zijn beste vriend eens aan.

“Ja, Wapse, het is mij een eer. Man wat een volledige rust die hier heerst. En wat mooi dat jij mij zo tegenkomt”. Harms keek met dankbaarheid in zijn stem en blik naar Wapse.

“Wat brengt je nu weer op de oude Friese gronden, Harms?” Ach die Wapse. Altijd wilde hij het naadje van de kous weten, maar goed, de vraag was natuurlijk wel logisch. “Kijk, Harms, ik brand van nieuwsgierigheid kan ik wel zeggen”.

Meteen versomberde de blik van Harms. Ojé, Wapse zag dat de snaar verkeerd geraakt was, maar waarom? Even bleef hij, op zichzelf al heel verwonderlijk, stil en keek voorzichtig in de richting van Harms. Het leek er op dat water kon branden. “Ach, Wapse, man, het woordje “brand” geeft mij werkelijk vreselijke associaties. “De wat?” Wapse keek nu geheel onbegrijpend naar zijn oude vriend. Een doortrokken blik van pijn verried heftige emoties, dat zag hij wel. “Weet je, man, ik zal het heel kort zeggen: ik heb grote brand gehad, maar dat vertel ik je wel eens later. “ Meteen klaarde de snuit van de oude baas wat richting zonneschijn. Een glimlach nam de plek in van de onheilspellende droefenis die in eerste instantie viel waar te nemen.

“Tjonge, Harms, jij bent net als het weer. Iets minder dan standvastig zoals de laatste tijd, maar na onweer komt blijkbaar bij jou wel heel snel de zonneschijn. Hoe heb ik het nu eigenlijk aan mijn fiets hangen?”
Harms moest inwendig wel de stuipen van zijn lijf lachen. Wapse was echt zo voorspelbaar als het standvastige weer van de laatste dagen. Dat besefte hij zich maar al te goed.

“Wel mijn beste, ik zit wat te mijmeren op een bankje aan het Achtwerwegje in mijn geboorteplaats Doornspijk. Ik ben verbaasd. Ik ben sacherijnig eigenlijk. Wat zeg ik, knetter verontrust. Mijn waarneming, Wapse, was er eentje waar jij in de Friese Wouden misschien niet van kunt dromen, maar ik was eigenlijk een heel eindje bedroefd om mijn geboortegrond. En verontwaardigd. Op die milieufreaks van tegenwoordig. Die zesenzestigfiguren die zo nodig, als het maar heel ver weg is van hun eigen dure Wassenaarse en Noordwijkse Boulevardachtige tuintjes, die wieken willen laten draaien. Ik kan er, wat zeg ik, ik ben er eigenlijk best wel woest om. Dat geklier met die windmolens. ’t Lijkt erop dat ze allemaal een dreun van de molen hebben gekregen en nu willen ze alles maar met die rotwiekerij volkieperen. Knots en knettergek. De vogeltjes, de bijtjes (oh wij willen zo graag goed zijn voor de natuur) die worden vermorzeld door die kabaalschoppers. En het hele firmament moet dan weer ineens worden volgehangen met rode lichtjes (terwijl ze op de Wallen moeten sluiten, maar ok, dat is een ander verhaal). Enfin, lang verhaal kort: in mijn geboorteplaats is het uitzicht bedorven. Eh, ik zeg: volkomen verwoest. Ik kan die verre horizont niet meer aanschouwen zonder een tik van die rotmolens te krijgen. En ’s avonds natuurlijk, nou ja onnatuurlijke lichtvervuiling.

En dat onder het mom van(vergeef mij het verschrikkelijk woord Wapse, energietransitie). Ik zeg je: gelu..nou ja, je begrijpt het. Want die elektrische business vraagt voor de toekomst een heel ingrijpend beleid voor de ruiming. Ik kan nog wel meer zeggen Wapse, over het hoe of wat, maar ’t is slecht voor mijn humeur en hart.“ Wapse was stil van de uitbarsting van Harms. Hij keek hem medelijdend aan. “Ja, man, daar, daar heb je wel gelijk in. En dat alles voor die zwaar gesubsidieerde elektrische auto’s en zo. Ramp mijn beste. Die hoor je niet, en dat is voor ons “ouderen” levensgevaarlijk ook nog.” Ook dat was Harms volstrekt met zijn vriend eens. Beiden keken wat bedremmeld na de oplaaiende woede en diep verdriet om die zogenaamde voortgangsontwikkeling. ’t Mocht wat. De ellende van die accu’s…doorgeschoven naar kinderen en kleinkinderen. Pfft, vraag het de brandweer maar. Niks vooruitgang. Een brandgang.. en lekker vet gesubsidieerd voor de mensen met een dikke portemonnee. De beide vrienden waren het roerend met elkaar eens.

Ineens moest Harms toch ook wel lachen.
“Weet je Wapse, ik kwam er op het Achterwegje eentje tegen die het ook zo zag zitten. Maar die behoort volgens mij wel tot de categorie “complotdenkers”. “Oh, de vraagtekens van Wapse schoten als windmolens het firmament in. “Oh, zei hij, hoe zo?” “Wel man, die man die bij mij op dat bankje zat had met die molens niks. Hij baalde misschien nog wel harder dan ik. “Maar, zei hij, “maar weet u meneer, en uh ja u bent al iets ouder dan ik, maar uh, ik hoorde en las dat de wieken van die dingen als ze economisch ”op zijn” in de derde wereldlanden gewoon worden begraven. Want recyclen, dat kan met dat spul niet. Materiaal zou nooit meer voor iets te gebruiken zijn. En weet u, ik geloof dat die club van zogenaamde wereldverbeteraars een stiekeme agenda hebben. Ze willen de aarde, Wapse geloof het of niet maar hij geloofde het, ze willen de aarde daarmee sneller laten draaien!”

“ Of hij blij was met de BBB, dat hoorde ik hem nog net niet zeggen, Wapse, maar een bedorven uitzicht, de permanente herrie, de rode lampen, hij vond het helemaal niks. Maar de aardkloot sneller laten draaien?”

“Kijk, Wapse, tegen zoveel complot denken, ja daar leg ik het bij af.

Weet je, we gaan samen maar naar Schele Japie. Tijd voor een beste BB. En geen BBB, Wapse, een BB. Die smaakt toch effe beter.”


Nunspeet, 26/6/2023

Pagina 7 van 94

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén