De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Categorie: Harms Pagina 28 van 69

Belevenissen van Harms en Wapse.

Leer er mee te leven

Week?

Alweer een hele week ligt er een week achter ons, inmiddels meerdere. Kijk maar eens terug. De week van het leven met tinitus. We hebben het opnieuw kunnen lezen. Leer er maar mee te leven.

Wie het bedacht heeft, dat weet ik niet. Wie het bedacht heeft weet niet wat die opmerking eigenlijk inhoud.

Wonderlijk en fantastisch als zo’n week kan worden afgesloten. Want denk er maar goed aan, wie met tinitus naar bed gaat, wie met tinitus opstaat, wie met tinitus de hele dag door “leeft”, weet wat voor wonderlijke bullshit zo’n opmerking is. En wie die opmerking plaats, ik vermoed dat die te weinig empathisch vermogen bezit om te beseffen wat die zegt. Ik wou dat zo’n week kon worden afgesloten!

Zo. Die hartekreet moest even worden geventileerd. Ik heb al eens vaker zo’n “lullige” vergeef me de uitdrukking – van heren in de witte jas- gehoord. Nooit opgeven, is het devies.

Moordenaar?

Maar bij tinitus moet ik eerlijk zeggen: als het een vrouw was zou ik haar vermoorden en als het een man is zou ik hem vermoorden. Tenminste: als ik het zou kunnen.

Hij of zij is 24 uur per dag zeven dagen per week en tweeënvijftig weken per jaar permanent aanwezig. Zij of hij houdt nooit zijn kop. Er schuilt een moordenaar in mij. Ik geef het ronduit toe.

In de week van “tinitus” (hoe bedenk je het, want welke week is dat niet, maar dat terzijde) sprak een medelijder in de krant, theoloog, zich uit over de mogelijkheid van de doorn in het vlees bij Paulus. Ik ben geen theoloog. Ik ben ook Paulus niet, maar ik kan me niet voorstellen dat je maar tot driemaal toe gebeden hebt dat die “doorn” uit het vlees zou vertrekken met de noorderzon. Mijn conclusie is dat Paulus vast geen last van tinitus heeft gehad. Dat doe ik dan niet theologisch onderlegd, maar wel onderlegd met tinitus.

Duvel op!

Aandacht, spreken over, schrijven over tinitus is tinitus een plaats geven die je eigenlijk niet geven moet. Hoe meer aandacht je er aan schenkt, hoe meer je je bewust bent van het duivelse duiveltje in je hoofd. Ik ga er bijvoorbeeld liever op fietsen, maar dat is wat anders. Toch is het goed om af en toe, en dus zo’n week van “gedenken” om extra aandacht te schenken aan deze vorm van duivelse kwelling.

Leer er mee te leven. Dat is een geestelijke oorwurm die je er eigenlijk al helemaal niet bij kunt hebben. Ga naar de psych, kun je leren ermee om te gaan. Klinkt in ieder geval iets gezonder in de oren. Maar gek blijft het, ze blijven piepen…

Je leest het. Je ziet het wat voor ellende dit de mensheid aan doet. Aandoenlijk is het muzikale, nou ja beter is dat woord tussen aanhalingstekens te zetten, maar goed, het muzikale geweld wat ondanks alle regelgeving gewoon doorgaat. Lekker boenken, knetterhard, scheurend door mensenhoofden en trommelvliezen. Ach, leer er maar mee te leven. Schiet toch op.

Wacht maar tot dat mannetje met de zeis komt. Jazeker, die maakt minder herrie dan de bladblazers, grasmaaiers, wegvegers, en boomchirurgen van deze tijd. Wat een ontzagwekkende herrie produceren we met elkaar. Kom maar eens in het Groene hart. Krijg je meteen een hartverzakking. Pokkeherrie. Men moest eens weten wat dit betekent voor tinituslijders.

Ik heb één advies.

Leer er dan in vredesnaam, om niet iets anders te zeggen, maar mee om te gaan. Maar schreeuw niet zo en maak niet zo verduiveld veel herrie. En ja,  geef mij toch maar dat hutje. Het hutje op de hei.

Oh ja, Jan-Willem Dekker, bijbeldocent uit Kampen verwoorde het zo: Zalig zijn zij die niet genezen worden, maar toch geloven.  (ND  5/2/2015).

Nou Jan -Willem daar wil ik dan wel mee leven.  Dat wil ik dan wel geloven. Ook al ben je wel eens geneigd er een eind aan te maken.

 

 

Ik ben geen Charlie

Serie: Harms en zijn vrienden

Dromerig keek schele Japie vanuit café de Gulle Gaper naar buiten. Tenminste, zijn ene oog. Dat andere zwierf door zijn logement.

‘Kijk aan daar is Harms ook weer eens op zijn fiets.’Zonder het zelf te weten liep hij wat in zichzelf te mompelen. Slechts dat ene kleine Friese boertje, Wapse, hoorde hem. ‘Wat zeg je? Komt Harms eraan? Man dat vind ik leuk. Die heeft altijd wel weer wat op zijn lever. Maak maar vast een bak bruinebonen klaar, Japie, want jou koffie is niet te versmaden zegt hij altijd.’ Even later zwiept de deur van het café open. ‘Dag volk, goed weer eens op de Friese bodem te zijn. Beetje winderig buiten, maar ja, het wil nog niet echt winteren.’

Harms had meteen maar zijn hoed op de kapstok gekieperd. De jas werd opgehangen en al spoedig zat hij met Wapse aan de stamtafel.‘Nou Harms, fijn je weer eens te zien. Werd het in jouw Groene Hart een beetje teveel van het goede?’ Japie had drie lekkere bakken koffie met een plak Fries suikerbrood  geserveerd. De gure wind kon de mannen niet treffen. Samen aan de tafel werd genoten. ‘Ach weet je wat het is daar in het Groene Hart Wapse, zei Harms, ondertussen zijn snor schikkend, ze lopen daar allemaal te Charlantijnen’. Wapse zijn ogen werden groot. ‘Wat moet ik me daar bij voorstellen Harms, zijn het ineens allemaal potloodtekenaars geworden?’‘Nee, man, ze lopen met plakkaten voor hun tronie. “Je suis Charlie”. ‘ Maar Harms, dat ben jij toch ook? ‘ ‘Welnee, Japie, hoe kom je er bij. Zoals je weet behoor ik niet tot de grote groepering van de aanhangers van Robberspiere. Ze verzamelen zich wel wereldwijd, maar ik denk dat de term ‘vrijheid gelijkheid en broederschap’ in deze wereld soms over de rand van het betamelijke is getrokken. Ik ben er geen lid van en zal het vermoedelijk ook nooit worden”

‘Nou’, stiet Wapse uit, ‘nou Harms dat had ik van jou niet verwacht. Ben je dan helemaal niet solidair met die…’. ’Ho, wacht even Wapse, man, niet meteen zo opgewonden. Natuurlijk is het verschrikkelijk wat er is gebeurd. Geen enkele misverstand. Maar het woord, met pen en tekening, kan heel gevaarlijke eigenschappen hebben. We moeten zoiets altijd in de bandbreedte van fatsoen gebruiken. Moord en doodslag is verschrikkelijk, afkeurenswaardig. Maar willens en wetens kwetsen is geen eigenschap die hoort bij ‘broederschap” en ook eigenlijk niet bij vrijheid. Het gaat om de vrijheid heen, slaat een bres in de menselijke eerbaarheid. Daar heb ik problemen mee.

Je mag best zeggen dat er geen God bestaat. Je mag best zeggen dat Mohammed voor jou niet leidend is in je bestaan, maar kwetsen? Neen, dat tast de normen van fatsoen aan. En eerlijk is eerlijk, ik merk niet zoveel fatsoen in het handelen van de mensheid. Helaas.’ ‘Ja maar, Harms dan schiet je toch geen mensen en gezinnen kapot? ‘ De woorden van Japie bleven boven de tafel hangen.

Doe nog maar eens een bakkie troost,  Japie, zei Harms. Wapse en Japie keken nu hoopvol naar Harms. Maar hij zweeg.

‘Weet je mannen, de vrijheid van meningsuiting is in eerste instantie een grondrecht van de burger tegen zijn overheid. En neen, ik geloof niet dat er in de Grondwet staat dat we recht hebben op “kwetsen van de ander”. Sterker, ik geloof dat dat recht ook juridisch gezien zijn beperkingen heeft. Dus bij mij tref je die tekst op of voor mijn voorhoofd niet aan. Ik draag het niet.’ ‘Ha, Harms, zo ken ik je weer. Je bent gewoon een Friese stijfkop.’

Terwijl hij dit zei keek Wapse met vuile oogjes naar Harms. Die bleef onverstoord zitten. ‘Toe maar Wapse, dat mag jij in alle vrijheid zeggen. Daar lig ik niet wakker van man. Ik stond nog niet zo lang geleden bij dat monument in Gaasterland met de tekstIMG_1164

“ Liever dood dan slaaf.”

Ik wil me niet laten knechten door de waan van de tijd. En daarom Japie, mijn boodschap zal wel wat bitter zijn. Kruid jij het maar eens bij met een lekker Fries kruidenbittertje. Maar dan wel eentje van Sonnema. Die andere is me te scherp. Ik houd er van om de scherpe kantjes er van af te halen.’

Drie glaasjes gevuld. De drie baasjes keken elkaar eens aan. ’t Is nog zo slecht niet in ons eigen land. De mannen knikten.

‘Eigen drank eerst. En graag meer, meer, meer, dan minder,’ zei Japie. De mannen schoten in de lach. Ja Japie, dat snappen wij ook. Goed voor jouw omzet. Charlie of niet, proost!

 

 

14-01-2015

 

Fenomeen

Ik weet het zeker.Heel zeker.

Er is geen kind dat ter wereld kwam met de mededeling: ‘ha, luitjes, hier ben ik!’ Of: ‘Hé, ougie, hoe gaot ie?” Nee, soms niks zeggend en anders huilend. En als ze niet huilen, wel de wrede mens zal zorgen dat ze huilen. Goed voor de longetjes. Maar er is toch iets bijzonders. Dat eerste woord.

Neem dat nu eens in de mond. Laat het eens over je tong rollen. Geen smaak, je weet het niet eens meer. Neem een woord in je mond! Probeer het uit.  Laat het eens rollen over de speekselklieren. De binnenkant van de mond. Langs de zachte randen van je gehemelte.  Smeltend, zonder cariës te krijgen. Oh ja, een woord kan heel veel aanrichten. Een woord kan bijna dodelijk zijn. Een woord kan bijna strelend zijn. Een woord kan juist zijn als een schouderklop. Opbeurend of verachtend.

Maar dat eerste woordje van een klein mensenkindje. Dat was vast niet verachtend voor moeder. Ik geloof dat echt niet. Hoe is dat eerste woord gevormd? De kleine lipjes zijn in het natuurlijk proces gevormd, door in de moederschoot misschien op een duimpje te zuigen. Misschien een vinger. Maar eenmaal buitenbaarmoederlijk zullen de lipjes zich tuiten om de tepel van moe. De eerste reflexen worden dan gevormd. Ga er maar eens voor zitten.

Bedenk hoe je lippen zich tuiten. De onderste in bolle stand. De bovenste in holle stand.Maar daarmee is nog niks gezegd.Neen. In spanning wachten de ouders. Hoe werkt de klankkast van het kleine mondje? Wanneer is dat eerste woordje? Hoe is die specifieke bijzondere  klankkleur? En wat is dan het eerste woordje? Taal hebben kleine baby’s toch eigenlijk niet geleerd? Of wel? Misschien al veel muziek gehoord in moeders buik? Hoe vormen dan de woorden. Hoe vormt zich dat aller allereerste woord? Dat tuiten van de lipjes. Zou dat niet leiden tot? Ja tot wat?

Het alfabet was er niet ingegoten. Kennis van het A B C is er dus nog niet en toch? Dat aller eerste woordje. En ik zou er bijna om gaan wedden wat het is. Nee, woorden als schobbejak, prutser, jihadist, zwerver, kakkerlak en nog meer fraais, die zul je echt niet horen. En onze taalverruwing die zich zeker de laatste jaren heeft voorgedaan? Is aan zo’n kleintje echt nog niet besteed. Dus als er op latere leeftijd minder fraaie termen worden gebezigd? Dan? Is het aangeleerd. Ze zeggen dat ook vloeken is aangeleerd. Ik geloof het direct.

Maar dat eerste woordje dan? Ik verbaas me. Ik neem het op mijn tong. Ik proef het. Dat aller allereerste woordje, ja dat heb ik natuurlijk ook gezegd. Allang voordat ik weet had van een computer, de Dikke van Dale, Koenders woordenboek en weet ik al wat niet meer. En hoe meer ik er over nadenk, hoe wonderlijker ik het vind. Ga er voor zitten. Zeg het maar na.

Oh, maar wacht even. Toch zal er iets van moedertaal zijn. Want ik weet nog wat zeker. Ik geloof namelijk niet dat mijn vader zei wat ik zei. En zijn vader en zijn broertje ook niet. Maar mijn moeder vermoedelijk wel. Kijk, dat is wel wonderlijk. Het is iets geheel eigens. Tussen moeder en kind. Dat kan toch niet missen. Zogen van baby’tjes ja dat gaat in principe voor allen op. De lipjes tuiten. De lipjes sluiten. Rond. Rond in de mond. De tepel in de mond en de spiertjes van het mondje  die spraakmakend kunnen worden ontwikkeld. Wat we soms  op tv en voor de radio horen is ver weg van het allereerste woord. Maar dat zal dan wel met evolutie te maken hebben. Of met ontwikkeling. Want als je goed luistert, nee dan lijkt het wel of de ontwikkeling precies verkeerd is gegaan. Droevig. Kijk in de kranten. Of luister naar  de fantastische vertellingen door onze onvolprezen cabaretiers. Als ik die geprezen vuiligheid soms hoor, dan weet ik, ik had thuis een draai om mijn oren gehad. En terecht. Jammer, dat we de dames, oh ja, die zijn er ook bij hoor, en de ‘heren’ geen draai om de oren kunnen geven. En dat dan onder het mom van ‘alles moet kunnen’. Maar ook hun allereerste woordje. Dat was de bron van alles. Wat ze verder naar binnen hebben gezogen, die praatjesmakers, ach, ze kunnen niet ontkennen dat ze vast en zeker wonderlijk waren. En dat vader en moeder in de normale omstandigheden van hun kroost verwonderd waren. En dat vader en moeder elkaar vast wel hebben aangesproken. Het je het gehoord? Zij of hij zei:

Mamma

Neem het in je mond. Om van te smelten. Oh ja, mijn vader dan? Dat was een taalkundig fenomeen. Die zei: mem.

Fenomenaal.

Wat zei U? Iets anders? Laat het me weten.

Harms in het nieuwe jaar

‘Nou Harms, alle beste wensen voor 2015’ . ‘Dank Japie. Dat heb ik wel nodig.’ Beide mannen zaten aan de stamtafel in café de Gulle Gaper. Schele Japie keek met zijn ene oog naar buiten het andere was op Harms gericht. ‘Gaat het wel goed Harms?’ In de stem van Schele Japie klonk de bezorgdheid door. ‘Ach, weet je Japie, soms zijn de dingen in het leven wat ingewikkeld. Vannacht kon ik eerst de  slaap niet vatten.’ Japie keek nog eens naar Harms. ‘Logisch toch Harms, met al dat vuurwerk’.  ‘ Nee Japie, man, daar had ik geen last van. Maar mijn Kronieken over 2014. Ze knaagden een beetje aan het geweten. Gisteren hoorde ik dat ik er niks meer aan kon veranderen. De klep van mijn gedachtenisput stond door de preek van de dominee een beetje open.’ ‘ Was het zo,n beerput dan, Harms? Ongelooflijke gedachte is dat voor mij. Die dominee heeft zeker een beste donderpreek gehouden.  Komaan man, neem eerst een hartverwarmend Fries drankje. ’t Zal je goed doen.’

Pagina 28 van 69

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén