“Kijk nou toch”, mompelde Wapse. ‘Daar hebben we warempel onze Harms”. Wapse lurkte eens even heftig aan zijn pijpje.

Wapse zat al weer een klein uurtje op een bankje in de velden van het Groene Hart. Hij hoopte dat hij ergens kon ontdekken waar die Harms altijd bivakkeerde. Ach, ’t Groene Hart was wel aardig op sommige stukjes. Dat was voor Wapse wel duidelijk. Veel gruwelijke herrie, maar ook mooie vergezichten waren het deel voor de mensheid. En zeker, er waren en zijn best mooie Hollandse plekjes. ’t Kon natuurlijk niet tippen aan de groene en grazige weiden van Friesland, maar voor een natuurmens als Wapse viel het- op onderdelen – niet tegen. En dan zomaar uit het niets een ligfietsscheurder die verdacht veel op Harms leek. En niet alleen leek, hij was het ook. Nog nawalmend van zijn tabakslurkertje leuterde Wapse zowaar een beetje in zichzelf.

‘He, Wapse. Dat is nu eens een tref!. Ik moest net aan je denken. Het lijkt wel filosofie van de bovenste plank man! Pas las ik een verhaal over een filosoof die een beschrijving gaf van een toneelstuk over een slak een krab en een egel. Nadat de voorstelling was afgelopen kwam hij een krab een egel en een slak tegen! Ik denk aan Wapse en wie zie ik daar? Juist….

‘Ga jij nu aan filosofie doen, Harms? Je ziet er al zo bezweet uit en je kunt al zo weergaloos kletsen, man, kom op da’s puur toeval.’  “Hum, weergaloos kletsen is mij zo een beetje vandaag teveel van het goede. Dat hoorde ik vanmorgen ook.’ Wapse keek eens naar Harms. ‘Gaat er nu eens bij zitten en vertel’, zo moedigde hij Harms aan. Wapse wist wel dat Harms dan niet meer te houden was, en zo, in het zonnetje, kon hij dat prima uithouden.

’t Ja, Wapse, ik werd vanmorgen wel in mijn geest geraakt. Natuurlijk, Wapse, niet zeggen ik ben gevoelig. Een paar weekjes terug had ik een beetje wegverteld over mijn werk. Mensen enthousiast. Mooi werk. Dankbaar werk. En er zijn er die ‘iets doen voor applaus’, nou ik eigenlijk niet. Wel om ‘mensen een beetje blij te maken, te helpen, laten zien wat er is en zo’. Harms zweeg. Een diepe frons trok door zijn voorhoofd. Beide vrienden keken naar de tureluur die ronddwarrelde, die kievit die op het veld driftig een kraai verjoeg. ‘Goe Wapse, vanmorgen zat ik in de kerk. Mooi weer, maar geestes weer. Pinsteren. Bij elkaar en met elkaar, je snapt het wel. Voor de dienst werd ik aangesproken door iemand die ook die lezing had beleefd. Hij stak niet onder stoelen of banken dat hij echt had genoten. Het deed me bere goed. En ach, Wapse, hoogmoed is net een veertje, je hebt weinig nodig. Ik erken het. Maar eigenlijk viel ik mijzelf zelfs mee. Ik was alleen maar blij. Blij dat ik mensen blij had gemaakt. Een fijne morgen had bezorgd. Ja, ik weet het, niet ik hoor, wij. Samen met een fijne collega. Ach ja, wij vormen wel een fijn team denk ik zo. Hoe dan ook, ik was er blij mee. Vlak voordat de dienst begon moest hij dan nog effe een spreekwoord kwijt.

“ja zegt ie, ik besluit mijn complimenten met een spreekwoord van mijn vader. Die bedacht ze altijd zelf.  Weet je Harms, je moet het complimenteren vergelijken met….Harms zweeg. Wapse keek. De pijp was uitgegaan. ‘Nou, waarmee dan?’ ,  drong Wapse aan…

‘Neen Wapse, ik besmeur me met mijn gedachten. Laat ik het maar niet zeggen.    ’t Deed eigenlijk een beetje zeer. ’t Was gewoon heel erg , vergeef me het woord, ‘lullig’. ‘Nou nou, Harms jongen was het zo erg?’

Harms keek eens naar zijn vriend. Wapse keek nu wat bezorgd naar zijn vriend. Harms knikte. ’t Benam me  eigenlijk zo voor de dienst toch wel “de geest” moet ik zeggen. En een kennis naast me vond het ook. Hij reageerde erg geschrokken. Ik merkte dat de man gewoon ‘geschokt was’. En eigenlijk was ik dat ook wel. Maar ik troost me thans met de gedachte dat vele mensen soms hele domme dingen zeggen. Dus ik neem het hem nu maar niet meer kwalijk.  Het zegt uiteindelijk meer over ‘die mens’ dan over mij…’

Weer zweeg Harms. En opnieuw gloeide de nieuwsgierigheid bij Wapse. ‘Nou, toe nou…’

‘Hij zei,’ vervolgde Harms, ‘ook een varken wil wel eens geaaid worden’.

Wapse schrok. ‘Meen je dat? Zei die dat voor de aanvang van een kerkdienst? Heeft die man dan een blok beton voor zijn….” ‘Ho, Wapse, je weet, sommigen varkens eh mensen  zijn niet zo slim. Die beseffen niet wat woorden kunnen doen”, Harms zweeg. ‘Laat maar man, maar mijn ‘dienst’ heeft er wel onder geleden. Mijn buurman was zo verontwaardigd! Eerlijk is eerlijk, ik was dat ook. Eigenlijk vind ik het meest ergerlijke van zo’n opmerking dat zoiets gebeurt voor de aanvang van een dienst. Daar kan ik me wel gruwelijk aan ergeren, totdat ik mij bedacht dat een varken een heel intelligent dier is.  En dat kan echt niet van bepaalde mensen gezegd worden, toch?

Kom man, steek eens op, gaan we een lekker glas gerstenat drinken. Mooi weer vandaag, laten we genieten. Zo geestig vond ik dat zaakje toen niet.Nu kan ik er om lachen.

En denk erom, ik ben geen stekelvarken!