Pieter Hoeksma

De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

De smidse of de kerk.

 

Het was een jaartje of een twee geleden. Ja, commentaar was er ook. Het koor is een kroket.

Zo zout had men het kennelijk nog niet eerder gegeten. En lekker eten, zelfs een kroket,  is altijd leuk. Vandaag kom ik uit op de smidse. Beter gezegd een smederij. Hoe kom  je erop zou je zeggen. Ach we filosofeerden wat af. En ineens was het gezegd. Wat boel je dan? De kerk is een  smederij.

Kijk, de smederij was een plekje waar ik vroeger heel wat heb afgespeeld. En er speelde zich ook heel wat af. De ijzers die in het vuur werden gelegd. De ijzers die daarna onder de paarden werden geslagen. Ik ruik het nog.

De smidse. Een smerige plek en oppassen was noodzakelijk. Vuur, zware  ijzers, zware hamers,  een aambeeld. En vuur. Dat vuurtje moest blijven branden. De vonken spatten er vaak vanaf. Als het vuur dreigde te doven was het noodzakelijk om de blaasbalg te hanteren. Branden. Als de “hel” met dat vuur. En dan het ijzer erin. Want je moet het ijzer smeden als het heet is. Dan vloog de zware hamer op het door een tang vastgehouden stuk ijzer. De hamer dreunde, de vonken vlogen eraf. En dan werd door het gedreun van de hamer het ijzer gesmeed. Mooie vormen voor een sierhek, eenvoudige  of meer precieze voor bijvoorbeeld het hoefijzer.

De smidse was een mooie plek. Altijd reuring, altijd oppassen voor vuur en vallend ijzer, je kon je er super stoten aan allerlei rommel. En ziedaar een gloeiend stuk ijzer schoot uit de tang en voordat je het door had werd je bijna in de tang genomen door het gevaar.

Kom dan nu  eens in de keuken van de kerk. De smederij van de consistorie. Goede gesprekken, mooie gesprekken. Soms moeilijke gesprekken. Soms  vliegen de vonken  eraf. Vaak kon je je geweldig stoten aan die smederij. Wat een rampplek, en voordat je het in de gaten had zag je alleen maar de gevaren en het vernietigende vuur, de stoten van de zware…hamer. De smeden die er rondbanjeren, rouwe klanten?!  Welkom in de smidse van de Heer!

Op het aambeeld van het geloof of het aambeeld van het ongeloof moet er soms met een zware hamer worden gesmeed. Soms ja, vielen er spatten van vuur af. Soms was het gevaarlijk. En oh zeker, in die smidse kun je je zomaar stoten. Aan van alles en nog wat. Je kunt je geweldig stoten aan rechts. En aan links. Ook op het aambeeld van geloof, hoop en liefde kunnen er ongelukken gebeuren. Je kunt je stoten, je kunt je branden, maar een ding blijft: blijf, om gevormd te worden.  Blijf in de werkplaats, daar gebeurt het. Daar worden schitterende “ongevormde klompen mens” gevormd tot mooie, fijne, diepgelovige wezens.  Zoals de Smid ze bedoeld heeft. Maar dan vallen er ook best wel eens harde woorden. Dan is de pijn van het “op de vingers getikt worden ” het proces van vorming”  net zoals dat mooie stuk ijzer uit de smederij. Laat de vonken er maar van af spatten. Dat de Geest maar als “blaasbalg” het vuur brandend mag houden. Dan kan het er heel heet aan toegaan. Dan kunnen de vonken er van alle kanten vanaf spatten.

Maar dan komt een mens tot zijn en haar recht. Zware hamers voor het zware werk, fijn materiaal voor het precieze. Hoe dan ook, de smederij van het geloof heeft vele variaties. Maar ook veel heel mooie sierwerken.

Op het aambeeld van het leven-misschien wel met name in de smederij- kunnen zware klappen vallen. Maar het “eindproduct” kan zijn tot Zijn glorie. Heerlijk toch? Laat het koor een kroket zijn, de kerk is een smederij.

Even terug naar de smederij en zo mogelijk met kroketten! Ook in de smederij worden immers kroketten gegeten.

Maar een ding is zeker: het vuur moet blijven branden. Pas dan kan je gevormd worden.

Geven

Geef niet op elkaar af
Maar geef elkaar de ruimte.

Rechten en plichten. Nieuws onder de zon?

 

Een mens zou kunnen overwegen over te gaan tot het recht van dichten. Maar dan raak ik wellicht op drift.

Actueel is de zwanendrifterij. De gruwelijkheden werden de laatste tijd deftig of driftig  in beeld gebracht door de tv makers. En een gedicht was er niet bij. Het recht op vrije nieuwsgaring in de democratie werd dan ook wel ingezet. Geen hoogdravende literair onderbouwde programma’s, maar de gruwelijkheid van het zwanendriften. Een plaatselijke dierenarts was zeer actief in het benaderen van de daders. Daders die tekeer gingen als een bosje vlooien! En de beelden riepen alom afschuw op. Maar we weten het, magere vlooien bijten het hardst. Dat maakten deze beelden wel duidelijk.

De plicht die de dierenarts voor zich zag stond in schril contrast met de activiteiten van ’s lands dienaren die de wet moesten uitvoeren. Diverse aangiftes, beeldmateriaal, bedreigingen, eierengooien en dat gelardeerd met forse scheldkanonnades, brachten de moderne mens in het geweer. En ja, schoten knalden, en zwanen stierven.

 

Thans staat het zwikkie zwanendrifters voor de rechter.

De  vraag doet zich voor of de zwanendrifters in hun recht stonden. De dierenarts in haar recht staat. Of de rechtsstaat wel aan haar plicht voldeed door haar te beschermen en terecht werd uitgegaan van het verstrekken een vergunning tot het driften van zwanen? Daarover zal het recht zegevieren.

 

Een ding moet me wel van het hart.

In vroeger tijden werd het recht van “ Zwanendrift” toegekend. Dit recht behoorde toe aan de heer van Heeswijk. Ik vermoed dat er ook wel meerdere heren waren die dit recht hadden, maar zover strekt mijn onderzoek niet. De heer van Heeswijk had dit recht kennelijk wel en dit strekte blijkbaar zich uit tot de grachten van Montfoort. Uit het heerlijkheidsarchief van Heeswijk over de jaren 1684-1704 en 1708-1723 komen stukken voor die dit recht behandelen. Was het toen ook koek en ei?

Nou, het blijkt dat ook toen al flink mot in de mottebalen was te vinden. Er werd gesmeten met rotte eieren.

De stukken handelen over de verzorging van de zwanen, het schieten van vogels en het roven van eieren en jongen in de grachten. Vooral de kastelein en zijn kinderen waren kennelijk verdacht, zoals blijkt uit het verzoekschrift van de maarschalk van stad en lande van Montfoort, aan de Staten van Utrecht om een verbod uit te vaardigen betreffende het varen in de Montfoortse grachten, het schieten van zwanen en andere watervogels en het roven van de eieren. Dit verbod zou met name gelden voor de kastelein en zijn kinderen. ’t Speelde zich al af in 1658.

Kortom: er is geen nieuws onder de zon. [i]

 

[i] Zie o.a. De Lopikerwaard I, Dorpen en kerspel tot 1814 door W.F.J. den Uijl.

Wilt u even?

“Vrouwke, ik ga even met de hond weg.” Daarna was het aanriemen, jas aan en even lekker weg. Gewoon met dat kleine beestje eruit. “Goedemorgen meneer”. Groetend stond de kleine man uitgerust met rugzak hengel, schepnet, tangetjes en andersoortige uitrusting langs de waterkant “Mooi natuurgebiedje hier, meneer, maar die snelweg?” “Dat is nieuw. Eerst was er een klein smal pad en  blubberig. Maar nu denkt men de oplossing te hebben gevonden in een semi snelweg. Aan het vissen?” “ Ach, een mens wil wel eens even wat anders. Het snoekseizoen is nog een paar dagen en open dus moet ik het er nu van nemen.” Tevreden en met scherpe blik gericht op de waterkant stapte de visserman parmantig door de graspollen naar de kant van zijn jachtgebied.
“Nou succes, dan maar, goede vangst”.

Of mijn woorden hem bereikten, weet ik niet.
Niet veel later stapte ik met mijn kleine rakker door de half verwilderde en gecultiveerde rondweg van het natuurgebiedje. Ook dit mens wil wel eens even de grijze hersentjes op ander niveau tillen. Na een klein kwartiertje draaide ik terug. De visserman was volop aan het hengelen. Zijn kleine, mooie soepele hengel zwiepte langs de waterkant.
Ineens verstrakte lijf en leden. Spanning ten top. De gierende adrenaline door het lijf joeg ook bij mij zelfs de spanning op tot een hoog voltage.
Raak, de hengeltop zwiepte links, rechts, boog door en de vislijn gierde door het zwerk. De op afstand waarneembare spanning van hengel en tuig dweepte mijn nieuwsgierigheid naar een hoogtepunt. En ja, daar werd de flinke snoek in het vangnet op het land getild. De rugzak zwiepte af, een tang en handschoen werden uit de uitrusting getoverd. De snoek had zich natuurlijk gewenteld in het net. Met enkele technisch vaardige handen werd het dier ontdaan van de dreg die dwars door de bek was geslagen. Het meetlint gaf aan 72 cm, van kop tot staart.

Ontdaan door de scherpe haken keek het dier met diepdroevige ogen mij aan.

“Ge mag zo weer gaan, joh,” fluisterde ik hem toe. Lodderige ogen keken in mijn ziel, alsof ze het had begrepen.
“Meneer, wilt u even?” De vissersman keek mij met troste blik aan. Een klein duurzaam telefoontje werd voor mijn neus getoverd. “Wilt u even?” Natuurlijk wil ik. Even een prachtfoto. “Kan ik mijn eigen zoon overtuigen dat deze jachtpartij niet voor niks was, meneer. Dank u wel.” Een foto werd genomen en eentje tegen het bibberen. Tevreden en trots keek de hij mij aan. En vervolgens werd zijn prooi weer aan de elementen van vuur, lucht en water  in eigen habitat losgelaten.
Dat was maar even. En voort ging de jacht.

Pagina 25 van 94

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén