“Ha Wapse, kerel, wat leuk om jou tegen te komen!” 

“Nou, Harms, wat een enthousiasme, ben ik nu zo leuk op mijn ouwe dag?”

Verbouwereerd keek Harms eens naar boertje Wapse. Man man, wat is dat nu weer? Harms zag het hem denken. Maar ja, Harms was gewoon blij. Eindelijk in de beroerde Coronatijd eens weer wat “onder de mensen”. Of Wapse nu een “mens” was, ja, dat is natuurlijk een onnatuurlijke vraagstelling. Stelselmatig moest Harms echter altijd weer aan dat schrandere boertje uit de Friese wouden denken. Op de Veluwe waren en zijn de mensen vaak best wel een beetje stug, maar hier in de Friese Wouden zijn ze toch wat meer…Enfin, een wereld aan gedachten schoten door Harms als pijnscheuten door de kuiten. Stug op de Veluwe. Maar  in zijn woonplaats bijvoorbeeld heel erg hartelijk. In tegenstelling tot zijn geboorteplaats, paar km ‘s verderop, waar stugheid de norm is.

Harms krabde zich eens op zijn achterhoofd. Neen, niet achter de oren want voor je het wist waren dan de oorondersteuners verworden tot financiële kreuners. Die oorapparaatjes kun je niet meer missen omdat je dan veel te veel moet missen. 

“Wapse, man ik vind het fijn om eindelijk weer eens onder de mensen te zijn. En jouw aanwezigheid is en staat borg voor gezelligheid. Feestavonden, dance festijnen en zo zijn aan mij niet besteed, maar een goed gesprek en een lekkere bak koffie, ja daar ga ik voor. Ga je mee? Op naar de Gulle Gaper en Wapse, kijk nu niet of je water ziet branden, ik betaal.”

“Nou, Harms, dan ik zeg geen nee. Ik ben geboosterd, geroosterd, geprikt en weet ik wat. Wordt vermoedelijk getild door de belastingdienst al heb ik, eerlijk is eerlijk,  geen toeslagen gekregen, maar ja, voor de rest zal het zo zijn: geef mijn portie maar aan fikkie. Ik ga alleen niet meer discussiëren over nut, noodzaak en betrouwbaarheid van de overheid. Het is wat het is, en ik denk: niet best. Maar ja…”

“Nou, Wapse toch, zelf heb ik jaren en jaren voor de overheid gewerkt. En ik ben er bijna aan onderdoor gegaan. Ik weet dat er velen binnen de overheid met ziel en zaligheid hun beste krachten geven voor de maatschappij. In de politiek en ook zeker ambtelijk. Maar de laatste tijd….Peinzend keek Harms voor zich uit. Krijg nou wat, dacht Wapse, zie ik nou tranen bij Harms? Harms tilde even zijn hoed op.” Ja Wapse, man, ik kan soms wel, wat zeg ik, soms? Wel man, ik kan wel janken. Hoe ontzettend  slecht men is voor de Groningers. Zal eens aan Japie vragen als echte Fries wat hij daar van vindt. Ik kan er wel om janken. En oplossen?? Ben je bedonderd Wapse, ’t zal die k…fiolen in Den Haag worst zijn. En kom bij mij niet aan met “ het is wat het is” want ik word er verdorie witheet van. Ouders uit hun huizen jagen, kinderen uit huis plaatsen, beloven dat ze “de schade vergoeden” en verdikkie Wapse, niks maar dan ook niks kunnen die zwamneuzen in “Den Haag”. Wat? ’t Is, zoals het is? Man sode…hannes op, schande tot op het bot Wapse. Ik vind het zo walgelijk en ik schaam me zo verschrikkelijk dat ik voor dat soort k…violen gewerkt heb! En wat ik ook nog wel even moet ventileren is, dat de terminologie en de kwaliteit van discussiëren daar in Den Haag ook sterk aan het verloederen is. En ik ga er al gewoon aan meedoen, dat is misschien nog wel het ergste. Met de grootste dooddoener “’t Is wat het is”, ik ben er beroerd van. Zo, en nu aan de koffie man”. 

Wapse keek verbaasd. “Man Harms, rustig, jij hebt toch je best gedaan? Eerlijk voor God en vaderland? Wat maak je nou druk….

Kom, we gaan naar Japie.”

Niet veel later zaten de vrienden bij Japie aan de stamtafel. Eindelijk was ook het nodige volk in de gelagkamer van de Gulle Gaper. Het mocht weer. Schielijk keek Wapse naar Harms, verdikkie, die Harms had hem wel zitten. “Japie, heb je wat bruinebonensap voor ons?’. Japie kwam al met een overheerlijk dampende pot koffie aan gelopen. “Manne, daar doe je geweldig goed aan, om weer even aan te leggen. Deze is op zijn Fries gemaakt, en neem zoveel je lust,  eentje breng ik jullie in rekening, de rest tank je maar lekker leeg. Die is voor jullie.”

De beide vrienden lurkten aan de koffie. Hun ogen schoten over de schoteltjes. Jemig wat was die lekker. Had die slimme Japie daar nou echt een scheutje anijs in gedaan?

Niet veel later schuift ook Schele Japie aan de stamtafel. Een vrolijk en opgewekt gezicht.

“Mannen, we leven in een goed land. Alles kan weer bijna open. De mombakkesjes kunnen strakkies ook op de schroothoop. Weet je, er is hoop.” Japie glom. Wapse was verbouwereerd. Harms gromde maar wat. Hij wilde de pret niet drukken.

’t  Is wat het is, Japie..” begon Harms, ach heden begon hij ook al te stuntelen met zijn grammaticale verarming. “Goed gezegd, Japie,” vervolgde Harms: “er is hoop.

De virusellende in het hok en nu maar hopen dat onze Groningers snel en op een fatsoenlijke manier eens echt worden geholpen. ’t Zou eens in Wassenaar moeten zijn…ik kan wel…” 

“Rustig Harms, rustig aan” suste Wapse, “ik begrijp je frustratie, maar het volk kiest zijn eigen vertegenwoordigers, dus dan weet je genoeg, toch?”

“Nou, het kan me”…begon Harms weer. Japie en Wapse keken nu naar hun besnorde vriend. Dat zijn snor trilde van verontwaardiging was nog daar aan toe, maar stond hij  nu op zijn vingers te tellen?

“Wat doe je nu Harms?

Ik tel tot tien mijn beste, want ik zou bijna iets gezegd hebben waar ik eigenlijk geen spijt van heb, maar me wel zou hebben bevuild. De koffie smaakte heel best Japie, dank man en nu? Ik ga eens even lekker buiten in de wind  wandelen. Groet mannen en tot de volgende keer.”

Met een zwiep zette Harms zijn hoed op. De klap van de deur? Werd veroorzaakt door de wind. “Nou Japie, zei Wapse, je ziet en hoort het nu ook: ’t Is wat het is. Laat die Harms jou en mij mooi zitten, kan ik nog betalen ook…”

Nunspeet, 17 februari 2022