Daar stond hij. Met een kijker voor zijn ogen. Meteen werd er een – schone- zakdoek, dat wel, te voorschijn getoverd. Hevig vegend zag ik hem staan. Kraag hoog opgetrokken. Scherpe arendsblik in zijn ogen. Weer werd de zakdoek als poetsdoek gebruikt. Wat een problemen. Hij zag mij kijken. En kijk, ook ik had mijn kijker voor mijn kijkers gepland. De wondere wereld van het vogelluchtruim kon ik in alle stadia van zonneschijn overzien. Hij zag het kennelijk niet.
Langzaam maar zeker, mijn nieuwsgierigheid overwint zelfs mijn grootste vrees, n.l. mensenvrees, naderde ik de man. “Wat een weertje, hè,” zo knoopte ik het gesprek aan. “Ach ja, meneer, ’t weertje is het wel. Wel is het zo dat ik van dit weertje wil geniete. ‘k Heb een mooie kijker van mijn vrouw gekrege. Het is hier zo lekker ruim. Ik woon zelf te Amstelveen. Middenin, weet u en zoveel huizen. Hier is het ruim. Maar ja, wel een snelle weg daar hè?”
“Mooie kijker”, probeerde ik. “’t Ja meneer, moet nu gebruike hè” was de reactie.” Is ie smerig?”, probeerde ik opnieuw.  Ja, kijk nieuwsgierig zijn uit zich door vragen stellen. En ik stel vragen al wil ik niet direct beweren dat ik in ’s mans leven was geïnteresseerd. Meer in zijn kijker.
Hij kijkt mij meewarig aan. “‘t Ja meneer, hij is wat wazig.”  Ook zelf begon hij nu wazig te kijken. Opnieuw werd de poetslap,die mannen nu eenmaal in hun zakken hebben opgeborgen, tot gebruiksartikel voor veredelt glimwerk, tevoorschijn getoverd. “Mooie kijker hè”, zeg ik nog eens nadrukkelijk. En het was een mooie kijker. Zeker. Lekker in de hand. Mooi beeld (8×24), lang niet slecht. De merkenfrieks willen nu weten welk merk. Dat vertel ik niet. “Kijk, meneer”, zei hij en daarbij nadrukkelijk mijn kijker monsterend, “zo’n kijker had ik ook wel kunnen kopen. Maar das ouderwets hè. Deze is meer van deze tijd.”
Ik knikte. Natuurlijk, zo’n verrekte patser met veel centen. Maar een smerig glaswerk?! Kom nu toch, dat’s  onzinnig. Mijn kijker laten afkraken en meneer in zijn glanzende triomf over deze aardkloot laten lopen? Belachelijk. Ik laat mij niet belachelijk maken. Mijn kijker mag er zijn. Ik ben er tevreden mee. En dan nu, door zo’n postzegelplakker mij de les laten lezen? “Kijk”, zegt ie, “daar lopen aalscholvers!”
Wel, donderende donders, die pak ik. Ik denk razend snel, plaats mijn kijker voor mijn kijkers en deel zeer welbewust mee dat dit geen aalscholvers zijn maar brandganzen. Zo pats boem die zit!
En daar is een reiger en ik zie heel vaak hier een ijsvogel en er zijn glanskopmezen, groenlingen, pimpelmezen….
Of hij nu kleurt omdat ik hem de les lees of hij krijgt het koud, ik weet het niet. Ik stel slechts vast dat meteen de kraag voor zijn wat lichtgebruind gezicht (door sauna en kunstzonnetje) wordt opgetrokken.
En dan neem ik de stap. Zeg, mag ik eens kijken met die mooie kijker?
Ik ruk hem bijna het hele apparaat over zijn kop. Ik wil die kijker proberen. Wat is dat? Een nieuwe kijker en wazig?
“Ja meneer, ik heb hem van mijn vrouw weet u. Ik heb eigenlijk een thematische hobby…”
Tjee, dat kan er ook nog bij.
Hij leutert wat over een thematisch opgezette postzegelverzameling. Ondertussen stel ik zijn kijker voor mijn linker oog scherp. Inmiddels wordt duidelijk dat zijn rechterglas volstrekt wat zeg ik? Meer dan volstrekt afwijkend verkeerd is vastgesteld. Zo. Beide oogjes staan thans te priemen langs de horizont.
“Een best kijkertje, meneer”  zeg ik nu met een vals lachje. Probeert u het nog maar eens. Snel draai ik de rechterooginstelling scherp naar links. Wazig!
“Hé, meneer.” zegt ie, “staat me die linker ineens hartstikke goed. Maar nu is mijn rechter smerig?”
“Oh ja”, vraag ik? “Zal ik die ook even instellen?”
Zonder dat hij maar kon tegenspreken had ik zijn kijker alweer beet. Stumper. Snel stel ik nu het rechteroogglas in en meneer krijgt zijn kijker terug. Zo ben ik wel.
”Oh, meneer was dat mooooi!”
Een tevreden glans trekt over zijn gezicht. Of de zon doorbreekt. Ernstig spreek ik: “meneer nooit met een zakdoek over de glaasjes. “
Zie ik het goed? Zijn onderkin kiepert langzaam open. Hij kijkt naar de vogeltjes. Hij kijkt naar de verte. Hij kijkt de verre verte dichterbij. Nog nooit was deze man, die rondliep met plannen om thematisch Antartica te gaan bezoeken,. “het heeft ook met natuur te maken meneer,”  zo dicht bij de zevende hemel geweest. Verwondering sprak boekdelen uit zijn onderuitgezakte kaak. Zelfs hij hield zich even stil in aanbidding van wat ik ieder dag kan bekijken.
“Meneer: in het vervolg moet u een verrekijker zo instellen. Eerst links scherp stellen en met rechts dusdanig draaien dat deze ook gelijkgestemd  voor u de wereld opent.”

Ik liep verder. De hond had zich voldoende besmeurd. Een stief kwartiertje later zag ik hem nog staan. Kaak onderuitgezakt. Handen voor de ogen. Zijn kijker verborgen voor zijn ogen.
Straks kijk ik…..
Dan zie ik hem nog staan.
De wondere vogelwereld is uiteindelijk ook voor deze dwaalgast open gegaan.