De beslommeringen van een ligfietsende levensgenieter

Harms en een liepei.

 

‘Morrege,mensen, morrege!’ Harms stapt vrolijk van zijn fiets . Het zonnetje schijnt en dan is Harms in opperbeste stemming. De wondere wereld van de natuur kan niet tippen bij de tv programma’s van de laatste tijd. Neen, Harms vindt eigenlijk dat de mooiste natuurfilms buiten te vinden zijn. Hoef je meteen niet achter een scherm zitten te koekeloeren. En ook al doen die mensen van de tv nog zo hun best, en ze hebben mooie programma’s that’s life en that’s treu, er gaat niets boven het mooie land van Friesland en het grensgebied van Groningen.

Harms was dan ook in opperbeste stemming toen hij zijn fiets stalde bij café de Gulle Gaper. En ziedaar, ook zijn vriend Wapse was er al. Een vroege vogel. En natuurlijk was ook de plaatselijke kroegbaas al weer driftig in de weer met zijn koffie tuut.  ‘Nou, Harms, dat wordt vandaag toch echt het verhaal over het liepei!

’t Was me wel een stunt, gister, om schele Japie over de “toonbank te trekken’”. Wapse glunderde. Ja, dat hadden beide vrienden toch wel aardig opgelost. Maar Harms wist ook wel dat onze Wapse nog steeds bijna stikte van de vraagtekens.

Japie, kom’t er bij man! Harms gaat vertellen over het liepeizoeken.”.  Terwijl de koffie werd geserveerd keek Harms nog eens een eindje weg. “gisteravond nog, man, liep ik door een mooi natuurgebiedje. Het maantje scheen en natuurlijk waren er weer die vreselijke geluiden van de snelweg. Nergens rust, man. Nergens meer echte stilte. Laat staan dat het ergens donker is. We hebben er eigenlijk een klotezooitje, vergeef me het woord, van gemaakt. Eerst dacht ik nog dat mijn geluidstoetertje weer eens problemen veroorzaakte. Nou mooi niet. En toen? Als door de bliksem getroffen, wist ik het. Ik hoorde kieviten.  Bij ons op de Veluwe noemen we ze vaak kieften. ‘k Moest meteen aan je denken, Wapse. Dat ik je nog zou vertellen hoe ik daar vroeger eieren ging zoeken.

Lange Henkie, gek eigenlijk want hij was heel lang, maar we noemde hem Henkie, met een verkleinwoord, goed hoe dan ook, lange Henkie, mijn andere vriendje Gerrit (Gait) en ik gingen eier (zo noemde we dat dan) zoeken. De hele middag liepen door het grasland, bouwland, turen, zoeken, observeren over de ene sloot na de ander. Mooi niks natuurlijk. Totdat ik een paartje zag. Nestelgedrag, je kent het wel, naar boven duiken scheren kukelen. Man, fascinerend. Japie, tuut eens in man, ze is toch zo lekker.” Harms wachtte. Dat deed ie altijd. Beetje klierig vond Wapse. ‘Vertel nou door man, hoe liep dat af?” “Rustig an, Wapse, ze blijven heus wel even vliegen.”

Harms nipte van de koffie keek goedkeurend nam nog een slok en nam opnieuw het woord. ‘Nou mensen, ik vond het nestje. En ineens stiet me Lange Henkie aan de kant. Ik was een klein ventje, maar ik was duvels. Dat kan ik jullie verzekeren. En als ik een aaipet had gehad had ik het gefilmd hoe die smiestert mijn eerste ei als het ware ontfutselde. Ik had het nest gevonden. ’t Was mijn ei. Ik was woest, maar ja, lange Henkie was heel wat ouder en veel groter. Nou, ’t kon mooi niet in mijn petje. Wel bij Lange Henkie. Mijn vriendje Gait vond het ook niet eerlijk en we bezonnen ons hoe we die lange Henkie een hak konden zetten. Zo stiefelden we door een akkkertje en ineens zei Henkie dat ie piesen moest. Henkie stond daar voor een paaltje en ineens in een flits sloegen we op Henkie zijn kop!  Kijk Henkie, een kiefte! Struif droop langs die jongen z’n snuit, zijn slungel zat h’m in de weg en wij zetten het op een lopen.

Henkie kon er later gelukkig wel om lachen, maar ons eitje was geen zacht eitje maar een verwoest eitje geworden.”

Harms zweeg. Hij grijnsde. Het hele tafereeltje kwam weer voor zijn geestesoog. ‘Ja, we hebben een beste jeugd gehad, mensen. We zagen ze vliegen. De grutto’s en de kieften. In mijn tijd waren er zelfs ook nog kemphanen. Mijn vader zei wel eens: Kijk, jongen de buren bin’t weer bezig!

En nu, Japie, kom op met die fles want het is te triest om er verder woorden aan vuil te maken. We gaan niet meer rapen. Aaipets of niet, we laten de beestjes met rust. Dat willen we per slot allemaal. Proost.”

Het werd nog heel gezellig in café de Gulle Gaper. Schele Japie keek aan het eind van de morgen eens in zijn kassalaatje. ’t Jonge, daar kon geen ei meer bij, dacht Japie en fluitend ging hij naar Miep de vrouw.

 

13/03/2012

Vorige

Harms en Krijn van Oosteren.

Volgende

Harms en de ‘vreemde vrouw’

  1. Good post over again! Thanks.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén